een stapeltje brieven van mensen uit binnen- en buitenland met wie hij
correspondeerde. Talrijk waren de genootschappen waarvan hij bestuurs
lid of corresponderend lid is geweest en talrijk waren dan ook de geluk
wensen toen hij in 1980 Officier in de orde van Oranje-Nassau werd.
Het werk van Oud Alkmaar volgde Belonje met belangstelling maar op
afstand. Enige tijd na de oprichting volgde hij Van Regteren Altena op
als secretaris, welke functie hij in 1932 neerlegde. Nadien heeft hij nim
mer een bestuursfunctie bekleed. Ten gevolge van de wereldcrisis met
massale werkloosheid maakte de vereniging moeilijke tijden door. In
1940 telde Oud Alkmaar nog 27 leden. Na de bevrijding steeg het le
dental snel tot ongeveer 500; dit mede door enige kwesties die zich aan
dienden, zoals de verkeersplannen en vooral het plan-Wieger Bruin, dat
voorzag in de demping van ongeveer alle grachten. Hoewel Belonje niet
op de voorgrond trad, stond hij achter ons bestuur en heeft hij door zijn
uitstekende contacten met Monumentenzorg en de Bond Heemschut
het zijne gedaan om de historische binnenstad te redden. De vergaderin
gen van de vereniging bezocht hij voor zover mij bekend zelden of
nooit. De nogal oubollige "Oud-Vaderlandsche Avonden" tijdens de pe-
riode-Ringers, met muzikale omlijsting, samenzang, voordracht, pop
penkast en zelfs goochelen, spraken hem kennelijk niet aan. Ook de
Pinkster Drie-tochten vermochten hem niet uit zijn studeerkamer weg
te lokken.
Eens heeft hij bedankt als lid, te weten na de versmalling van het Ver-
dronkenoord, toen er binnen de Vereniging heftige oppositie ontstond.
Belonje was er de man niet naar om zich achter de oppositie te scharen,
laat staan om zich aan het hoofd daarvan te stellen. Hij schreef een koel
bedankbrie^e en dat was dat. Toen de Vereniging in 1975 haar 50-jarig
bestaan vierde meldde hij zich weer aan, zodat het bestuur begreep dat
alles weer goed was. Hij was geen gemakkelijk en meegaand man. Zoals
de redacteur van een historisch jaarboek ondervond, die in een artikel
van Belonje het een en ander wilde veranderen. "Geachte Heer, mijn ar
tikel is a prendre ou a laisser", kreeg hij ten antwoord. Belonje heeft hem
nooit weer een artikel aangeboden. Op zekere dag kreeg ik een seintje
van Belonje in zijn functie van regent van het Hofje van Bijleveld. De
regenten wilden wel van het gebouw af en waren bereid het voor een
vriendenprijsje aan de gemeente af te staan. Ik nam contact op met de
toenmalige directeur van Gemeentewerken en stelde hem voor dat hij
en de burgemeester een bezoek zouden brengen aan de heer Belonje. In
plaats van hen belde een opzichter aan, die vroeg "wat meheer voor dat
zaakje gehad wou hebben". De heer Belonje bevroor en korte tijd later
werd het hofje verkocht aan de Stichting Stadsherstel. Hij haatte onhof-
8