ericht voor
werken ge
wordt inge-
ing vonden
ie beelden-
n de rouw-
met al haar
5 naar het
erd in 1918
zelf was de
beelden en
tigd is blijft
1 in de kerk
is bleef be-
/an God de
waren de
wijst er op
protestantse
:estanten en
idere in het
erk was een
leinden ge-
ngericht als
sV was een
aesteed aan
•oor middel
in de kerk
un middel-
svoorrechte
iijke kunst-
de lijst het
instwerk uit
leid. In een
de kwestie
/ens bekend
an kandida
at hardnek-
ïnen zijn in
is.
In 1511, een jaar voor de eerste wijding van de kerk, werd een nieuw
orgel geplaatst. Het was gebouwd door Jan van Covelens. H. van
Nieuwkoop en G.N.M.Vis gaan in op de geschiedenis van dit orgel. Zij
besteden ook aandacht aan de bespelers ervan. In een aansluitend artikel
bespreekt W. Haakrna Wagenaar de vormgeving en verschillende restau
raties van de kast van dit orgel. Aan de buitenzijden van het balkon zijn
heraldieke wapens aangebracht, onder andere die van Holland, Habsburg
en Egrnond.
De schilderingen in het koorgewelf hebben als thema het Laatste Oor
deel. In het midden zetelt God de Vader, links is de tenhemelopneming
van de uitverkorenen uitgebeeld en rechts de hellegang der verdoemden.
Een van de voorstellingen draagt het jaartal 1518. In een uitvoerig geïl
lustreerd artikel gaat Wouter Kloek in op de achtergronden van deze
schilderingen die voor onze schaarse kennis van de vroeg zestiende-
eeuwse kunst zeer belangrijk zijn. Ze staan op het breukvlak van twee
tijden als een voorbeeld van de kunst uit de late middeleeuwen waarin
toch ook duidelijk vroege renaissance invloeden kunnen worden nage
wezen. Kloek schrijft het gewelf toe aan Cornelis Buys I, de belangrijk
ste schilder in Alkmaar in die periode. Zijn zoon, Cornelis Buys II, werd
ook schilder. In de kunsthistorische literatuur bestond tot dusverre on
duidelijkheid over welke werken van senior en welke werken van junior
Buys zijn. Aan de hand van een drietal composities met de Bewening
van Christus in het Rijksmuseum te Amsterdam en het Museum Catha-
rijneconvent te Utrecht, brengt Kloek een scheiding aan tussen het werk
van de vader en dat van de zoon. Mede om deze expertise vormt het ar
tikel een welkome aanvulling op onze kennis van de Noord-Nederland
se schilderkunst uit die tijd.
De geschiedenis van het magistrale Laurentius-drieluik is gelukkig wel
goed gedocumenteerd. Het werd geschilderd in opdracht van het kerk
bestuur door de Haarlemse kunstenaar Maarten van Heemskerck. Hij
werkte eraan van 1538 tot 1542.Van Heemskerck had een studiereis naar
Italië gemaakt en het drieluik vormt een bijzonder voorbeeld van de
"moderne" kunst van die tijd. Het geeft aan hoe snel ook in Holland de
invloed van de Italiaanse kunst terrein won. Vergeleken met de zojuist
genoemde schilderingen in het koorgewelf, die zo'n twintig jaar ouder
zijn, kan inderdaad gesproken worden van een revolutie. Aan de binnen
zijde zijn scènes uit het leven en lijden van Christus voorgesteld. Op de
buitenluiken is de geschiedenis van Laurentius uitgebeeld. Het altaarstuk
is gelukkig geheel in kleur geïllustreerd in het heldere artikel dat Ilja
Veldman eraan wijdt. Zij gaat in op de achtergronden van het ontstaan
van dit drieluik dat de beschouwer moest aanzetten tot bezinning, maar
25
-