dat het urine was, "overmidts dat de Urine stinct, al ist dat de zelve raeu,
ende wit zij als Water, welcke wel verschijnen kan, ghelijck als in die
ghene, de welcke quade koking vande Maegh beteyckent".
Vaak ook trokken de "piskijkers" de meest fantastische conclusies uit het
urine-onderzoek. In 1551 bijvoorbeeld werd Van Foreest bij een bezoek
aan Texel benaderd door een vrouw die meende dat er een boom in
haar buik groeide. Deze diagnose was afkomstig van een zeker "Marct-
meesterschen Medicijn" die haar bovendien voor vier gulden een medi
cijn had aangesmeerd. Werken deed het natuurlijk niet. Haar toestand
verergerde slechts: "na eenighe maenden, de Navel by sich zelfs beghin-
nen te swellen, ende wt te puylen, de welcke eyndelick van zelfs ghebor-
sten is; overmidts de swaerte van het Water, den Navel wtpuylen ende
ten lesten bersten dede: het welcke, de Navel nu open zijnde, zeer klaer
daer wt vloeyde, tot vier of meer Potten toe". Voor Van Foreest was het
stellen van de juiste diagnose echter een koud kunstje: "Nu zoo was ha-
er Water wit, dun, doorluchtich, ende onghedigereert, zonder zetsel: het
welcke raeuwicheydt ende quade kokinge vande Maegh, als mede ver
stopping vande Lever zeer wel beteyckende. Want alzoo de Buyck ghe-
weldich gheswollen was, ende hooch wtstack, zo en was het niet swaer
om oordeelen, voor de ghene, die de zelve aensach, dat sy watersuchtich
was". Van Foreest adviseerde haar hem eens in Alkmaar te bezoeken,
waar hij haar "door het ghebruyck van zeer goede remedien" zou gene
zen. De vrouw was evenwel eigenwijs. "Maer, moghelick al te ghierich
zijnde, die nochtans te vooren de Quacksalver, voor eenige Dranc, vier
guldens had gegeven, desen onsen raedt verachtende, zoo heeft sy lange
tijt een ellendich leven gheleyt, ende is ten lesten, alzoo my na verhaelt
is, van het Water ghestorven".
Een Alkmaarse vrouw, wonend in de Celtommer-straat, overkwam het
zelfde. Ook haar werd wijsgemaakt dat er in haar lichaam een boom
groeide. "Maer dese zelve is, swangher zijnde, ende te ghelijc watersuch
tich, nadat sy ghebaert hadde, vijf daghen daer na ghestorven, de Buyck
even zeer gespannen blijvende". Daarop ontspon zich een felle discussie
onder "de ghene, die gheen verstant vande Medicijnsche Konst en had
den". De een beweerde dat er zich nog altijd een boom in haar lichaam
bevond, de ander dat er een ongeboren vrucht in haar lichaam was ach
tergebleven, terwijl een derde vermoedde dat er sprake was van "eene
vuyle vergaderinghe". Er was zelfs een "Quacsalversche Monick, die
droomde datter blaeskens aende Lever hinghen, wt de welcke het Water
inden Buyck ghedropen was". Alleen Van Foreest echter kende de wer
kelijke oorzaak: waterzucht. En inderdaad: toen de overleden vrouw
werd opengesneden "zoo is daer zulck een menichte van Water wtge-
20