gens niet als een lokaal liedboek wordt beschouwd. Een herdruk daarvan verscheen net als het eerste Pruys Liedt-boeck in 1604 te Alkmaar. Ook in Hoorn, Enkhuizen, de Rijp en in de Zaanstreek verschenen lokale lied boeken, die alle een duidelijk dopers karakter droegen. Een verklaring voor deze verscheidenheid aan liedboeken kan wellicht gevonden wor den in de losse organisatiestructuur van de doopsgezinde broederschap pen en het grote aantal stromingen en richtingen die alle behoefte had den aan eigen liedteksten. Zo werd het Rijper liedboek gebruikt door de Waterlanders, een doopsgezinde stroming die vrijer was dan de Vla mingen of de Friezen. Het Hoorns liedboek daarentegen werd gebruikt door de richting van de Vlamingen, waartoe de bekende schilder en dichter Carel van Mander behoorde. Van hem werd een belangrijk aantal liederen opgenomen. Een uitzondering vormt Medemblik, waar de bun del met de fraaie titel het Medemblicker Scharre-Zoodtje niet uit de doops gezinde, maar de gereformeerde hoek kwam. Sommige doopsgezinde liedboekjes waren vooral bedoeld voor de ge meentezang, andere meer voor gebruik in huiselijke kring.Voor en na de maaltijd werden liederen gezongen. Verder kwamen de gelovigen gere geld bij elkaar op bezoek om samen psalmen en gezangen te lezen en te zingen. En natuurlijk werd er gezongen bij bijzondere gelegenheden, zoals op bruiloften. De liedboekjes werden voortdurend met nieuwe teksten uitgebreid. De ze teksten werden dan gezongen op de melodie van bestaande populaire dans-, liefdes- en drinkliederen. Het vervangen van een liedtekst door een andere was overigens algemeen gebruik in de zeventiende eeuw. Boven de nieuwe liedtekst stond dan gewoonlijk "Naer de wijze van" en vervolgens de eerste regel van de oorspronkelijke tekst. De melodie werd bekend verondersteld. De tekst, die in de plaats van de oorspronke lijke liedtekst werd gezongen, noemt men tegenwoordig contrafact. Er zijn veel contrafacten bekend. Van de oorspronkelijke teksten is vaak al leen de eerste regel overgeleverd. De melodieën zijn veelal onbekend. Naast de geestelijke lokale liedbundels zijn er de wereldlijke. De eerste daarvan verschijnen in Amsterdam en Haarlem. In de tweede helft van de zeventiende eeuw heeft elke Hollandse stad haar eigen bundel. De vaak bloemrijke titels verraden dat de inhoud lichtzinniger is dan die van de geestelijke boekjes. Zo levert Amsterdam ondermeer de Groote Amstelredamsche Rommelzoo en een Amsteldams Minnebeekje, Dordrecht heeft een Dordrechts Lijstertje, Haarlem ziet veel in bloempjes, want daar verschijnen achtereenvolgens De Haerlemsclie Winter-Bloempjes, De Haer- lemsche Somer- Bloempjes, De Haerlemsclte Lente-Bloemjes en De Haerlemsche Mei-Bloempjes. Waar, hoe en waarover er gezongen dient te worden ma il

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1997 | | pagina 11