Van stadswege moesten herhaaldelijk percelen en gebouwen worden aangekocht
ten behoeve van de aanleg en de uitbreiding van tal van stedelijke voorzieningen als
de stadstimmerwerf(i562}, het gasthuis (1571), het pesthuis (1581) en de waag (1582,
1607).=
Overtomen en sluizen
Zoals hierboven vermeld, werd er ook grond aangekocht om de bereikbaarheid van
de stad te verbeteren. Alkmaar was van oudsher dé marktplaats voor de wijde omge
ving en om als zodanig te kunnen blijven fungeren was een goede bereikbaarheid
cruciaal. Omdat het goederenvervoer eeuwenlang voor het overgrote deel over het
water plaatsvond, trachtte de stad de scheepvaart vanuit het omringende platte
land zo goed mogelijk te controleren en vooral ook de trek naar concurrerende ste
den als Amsterdam, Haarlem en Hoorn tegen te gaan. Daartoe was het zeer belang
rijk om bepaalde strategisch gelegen sluizen en overtomen te beheersen. De aan
dacht van het stadsbestuur ging in de eerste plaats uit naar de zogenaamde Jan
Boyes-overtoom ten noordwesten van de stad. Deze overtoom was de enige moge
lijkheid om een schip over de Huigendijk te krijgen (de dijk tussen de
Heerhugowaard en de Schermer]. Hij vormde aldus een flessenhals waar al het
Alkmaar omstreeks 1619. De stad is uitgebreid aan de westzijde en oostzijde en geheel voorzien van nieuwe
wallen en bolwerken. Kaart van Antonis Metius.