Alkmaar liep door deze systematiek dus ook weinig financieel risico in de grondex ploitatie. Waren de afspraken over het plan en de bijbehorende subsidie gemaakt, dan kon het plan in principe budgettair neutraal worden gerealiseerd. Een strakke budgettering door het grondbedrijf en een sterke bestuurlijke bemoeienis om de voortgang zeker te stellen zorgde vervolgens ook voor een uitvoering binnen de financiële kaders. Als rechtstreeks gevolg van de parlementaire woningbouwenquote begin jaren tachtig werd door het Rijk in 1987 de regeling voor de locatiesubsidie aangepast. In de pers waren berichten verschenen waaruit bleek dat gemeenten hadden verdiend aan de locatiesubsidie. Het vooraf becijferde subsidie was ondanks de strakke nor mering te hoog vastgesteld, waardoor bij de uitvoering meevallers voor de gemeen ten ontstonden. Het Rijk verplichtte de gemeenten alsnog tot het opstellen van een nacalculatie van alle locatiesubsidieplannen, waarvan sommige dateerden van voor 1970. Ook aan Alkmaar werd een dergelijke nacalculatie gevraagd. Na veel ambte lijk en bestuurlijk overleg, in tweede instantie zelfs met de toenmalige staatssecre taris voor de volkshuisvesting Heerma, werd een beperkte nacalculatie opgesteld en door het Rijk beoordeeld. Dit resulteerde in 1994 uiteindelijk in een finale afreke ning met het Rijk, waarbij de gemeente circa vier miljoen gulden van de in totaal ontvangen 25 miljoen aan locatiesubsidie diende terug te betalen.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1997 | | pagina 79