deze wijze werd elke vierkante meter even duur. Wel moesten de grondprijzen gedif
ferentieerd worden omdat niet alle gronden gelijk waren. Meima noemde het in 1957
een gelukkige omstandigheid dat de twee uitbreidingsplannen Overdie/ Achtermeer
II en De Hoef I gelijk gereed waren en beide plannen gezamenlijk in de bepaling van
de grondprijs konden worden betrokken. Hoe groter de oppervlakte van de terreinen
was, des te meer werden de prijzen voor gronden met eenzelfde bestemming genivel
leerd.
Volkswoningen
De grondprijzen in De Hoef) waar geen zogenaamde 'volkswoningen' kwamen, moes
ten worden bepaald op 4.000 gulden voor een eengezins (middenstands) woning. Voor
flats van driehoog stelde Meima 3.000 gulden voor en voor vierhoog 2.800 gulden. Voor
de wijk Overdie gold: 3.000 gulden voor een eengezins volkswoning, voor flats van
driehoog 2.400 gulden en van vierhoog 2.200 gulden. Voor een middenstandswoning
moest 3.750 gulden worden berekend, voor flats 3.000 gulden en voor een winkel 4.000
gulden.
De opvattingen van Meima, die als directeur van Openbare Werken verantwoordelijk
voor het grondbedrijf was, werden op het stadhuis lang niet door iedereen gedeeld. In
het archief van de Bestuursdienst (Stadhuis) vinden we een stuk van een onbekende
schrijver, bedoeld voor het college, waarin een lange rij nadelen van erfpacht worden
opgesomd, waaronder:
- de problemen van de administratieve controle zijn haast niet te overzien;
- in het verleden hebben de bouwers soms grote moeilijkheden gehad bij het verkrij
gen van hypotheken, reden waarom Amsterdam zelfs een gemeentelijke hypotheek
bank heeft opgericht;
- de gemeente loopt het risico van een ongunstig verloop van de conjunctuur in het
algemeen en van de rentestand in het bijzonder;
- de economische situatie kan zich in ongunstige zin wijzigen, waardoor groot verlies
voor het grondbedrijf zou kunnen optreden;
College doof
Het college hield de boot af In de daarop volgende jaren werd binnen het college nau
welijks gediscussieerd over de kwestie van de erfpacht, tot begin juli 1963 de raads
fractie van de PvdA een notitie aan het college presenteerde met de bedoeling in de
raad een discussie te beginnen over de invoering van erfpacht. Want dat de socialisten
erfpacht voorstonden, bleek zonder meer.
De PvdA vond het tijd worden klare wijn te schenken. Tijdens de behandeling van de
begroting voor 1962 beloofde de fractievoorzitter een nota over erfpacht te schrijven.
Anderhalfjaar later lag het stuk op tafel.