aan de Oudegracht. Ook moest de riolering in de binnenstad worden vernieuwd.
Meima meende dat dit het moment was om een beslissing te nemen over het uitge
ven van grond in erfpacht, omdat het uitbreidingsplan Overdie in voorbereiding was.
Het college reageerde niet op de waarschuwing van Meima. Verantwoordelijk voorzit
ter van de raadscommissie van bijstand burgemeester H.J. Wytema en wethouder
G.H. Hoytink deelden de bezorgdheid van de directeur van Openbare Werken niet.
Een jaar later probeerde Meima het nog eens, maar nu met een notitie over het beleid
inzake de grondprijzen. In de voorliggende jaren was het bouwrijp maken van terrei
nen steeds mondjesmaat gebeurd. De grondprijs van ieder bouwterrein werd bepaald
door de kosten van aankoop, eventueel rentebijschrijving plus de kosten van bouwrijp
maken. Vervolgens werd het kostenbedrag gedeeld door de oppervlakte van de grond
die voor bebouwing beschikbaar kwam. Zo kwam aanvankelijk de grondprijs tot
stand. Later ontstond de zogenaamde prijsbeheersing.
Prijzenbureau
Het prijzenbureau moest de verkoopprijs van de grond goedkeuren en stond niet toe
dat een hogere prijs werd gemaakt dan de werkelijke kosten van elk opzichzelfstaand
terrein bedroegen. Het gevolg was dat geografisch gunstige terreinen, die in verhou
ding goedkoop bouwrijp konden worden gemaakt, een relatief lage grondprijs had
den, terwijl andere terreinen, die als gevolg van hun ligging veel kosten vergden om
voor bebouwing geschikt te worden gemaakt, in verhouding duur werden. Het is dui
delijk dat hierdoor onbillijkheden ontstonden, omdat het mogelijk werd dat twee ter
reinen die beiden voor de bouw van eenzelfde soort woningen bestemd waren, sterk in
prijs verschilden. Meima: "Ja, het gebeurt zelfs dat terreinen voor middenstandswoningen
goedkoper worden dangrond voor de bouw van volkswoningen. De van njkswege opgelegde wijze
van berekening van de grondprijs heeft jaar en dag een duidelijk en verantwoord beleid met
betrekking tot de grondprijzen verhinderd. Nu de prijzenbureau's zijn opgeheven en op grotere
schaal tot het bouwnjp maken van terreinen wordt overgegaan is het mogelijk en noodzakelijk
duidelijker richtlijnen uit te stippelen ten aanzien van het te volgen prijsbeleid".
Grondbedrijf rendabel
Essentieel was volgens Meima nog steeds de vraag of de gemeente bouwrijp gemaak
te grond moest verkopen of in erfpacht moest uitgeven. Tweede vraag was of het
grondbedrijf rendabel diende te zijn.
Bij erfpacht bleef de gemeente eigenaar van de grond en kreeg de erfpachter slechts de
beschikking over de grond voor de duur van zijn erfpachtrecht, onder door de
gemeente te stellen voorwaarden en tegen een jaarlijkse betaling van een zekere pacht
som (canon).
"Vroeger is over de vraag verkoop of erfpacht veel politieke strijd gevoerd", schreef Meima aan