verkoopprijs die de gemeente hanteerde en de verkoopprijs die de bouwondernemers
in de exploitatieopzet doorberekenden, werd steeds groter.
Meima: erfpacht
In mei 1956 luidde Meima de noodklok in een brief aan het college van burgemeester
en wethouders. De directeur attendeerde het college erop dat binnenkort het sane
ringsplan voor de binnenstad werd vastgesteld en dat zou blijken dat de gemeente
tegen zeer grote bedragen de gronden binnen het saneringsplan zou moeten kopen.
Toen de gesaneerde grond voor bebouwing weer werd verkocht, bleek dat de kosten
van aankoop en sanering hoger waren dan de verkoopprijs van de grond. Daarom was
het noodzakelijk dat de gemeente de grond in eigendom hield en in erfpacht uitgaf
Meima stelde ook vast dat wat voor de binnenstad gold, in nog sterkere mate opging
voor de bebouwing buiten de singels, zoals de Spoorbuurt en oud-Overdie. Meima
stelde dat de manier van bouwen van dat moment aanmerkelijk minder solide was
dan voorheen en dat er in de toekomst dus nog grotere problemen zouden ontstaan
als er weer gesaneerd moest worden.
Directeur C. Meima van
Openbare Werken was een groot
voorstander van et/pacht.
De directeur van Openbare
Werken deed zijn suggestie in een
periode waarin het besef groeide
dat er dringend iets gedaan moest
worden aan de stedebouwkundige
situatie in de stad.
Verpaupering
Het oostelijk stadsdeel verpauper
de. Veel panden waarin eeuwen
lang ambachtelijke bedrijfjes
waren gevestigd, werden pakhuis-
jes. Rond de Grote Kerk en de
Paardenmarkt verslechterde de
situatie ook snel. Er werd gedacht
aan een stadsplan. De gemeente
kocht links en rechts oude pan
den, waaronder de melkfabriek