ondergebracht bij het grondbedrijf, maar om grond die in eigendom van de gemeente was. Het grondbedrijf trad bij de verkoop van de grond aan het Scharloo slechts als bemiddelaar op Opbrengsten uit verkoop gronden Met de verkoop van gronden waren elk jaar duizenden guldens gemoeid. In 1922, het eerste jaar waarin van grondverkoop sprake was, ging het nog slechts om een opbrengst van 29.945,-, maar het jaar daarop kwam de recordopbrengst van 167.140,30 binnen. In 1924 bedroeg de opbrengst van de grondverkoop 101.142,75, in 1925/41.371,-. Het jaar 1926 was net als 1923 een topjaar met de royale opbrengst van/164.563,50. Uiteraard waren er niet alleen inkomsten, maar moesten er ook uitgaven gedaan worden, bijvoorbeeld voor het bouwrijp maken van gronden waarop gebouwd zou worden, of voor het aankopen van nieuwe gronden. Maar al met al bleef er winst over, die gestort werd in een reserve-fonds: in 1922 ƒ7.275,89, in 1923 6.550,88 en in 1924/ 7.478,66. Deze cijfers zijn ontleend aan het rapport 'Gemeentelijke Grondbedrijven in Nederland', een overzicht dat in 1932 door Th.M. Gundlach, administrateur van de dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting te 's-Gravenhage, werd samen gesteld voor het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw. De gegevens betreffende het Alkmaarse grondbedrijf zijn te vinden op blz. 30-32. Rente-uitkering Eind 1925 hadden Burgemeester en Wethouders geld nodig om de begroting voor 1926 sluitend te krijgen. Daartoe wilden zij aanzienlijke bijdragen halen uit enkele gemeentelijke instellingen die goed draaiden: het Electriciteitsbedrijf, het Slachthuis en het grondbedrijf Voor het Slachthuis had men gedacht aan 3.000 gul den, maar het Electriciteitsbedrijf en het grondbedrijf zouden een veel groter bedrag moeten afdragen: elk liefst 25.000 gulden. Bij het Electriciteitsbedrijf ging het om een afdracht van een deel van de winst, bij het grondbedrijf sprak men van rente afdracht. Hierbij ging men ervan uit dat het grondbedrijf over het startkapitaal ter waarde van 500.000 gulden, dat het bij de aanvang van de gemeente in gebruik had gekregen, een rente van 5% kon betalen. Vrijdag 11 december werd er uitgebreid over de kwestie beraadslaagd. De burge meester en Thomsen, de wethouder van financiën, waren voor. Maar Leesberg, de wethouder waaronder het grondbedrijf ressorteerde, was fel tegen. Hij wees erop dat men in ieder geval eerst de verordening zou moeten wijzi gen, als men al met het voorstel van Burgemeester en Wethouders akkoord zou wil len gaan.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1997 | | pagina 35