grondbedrijf moest worden ingericht en dat er op de tweede plaats veel onduide
lijkheid bestond over hoe zo'n grondbedrijf eruit zou moeten gaan zien. Moest het
gaan om een zuiver administratief grondbedrijf of moest het bedrijfzich veel actie
ver met koop en verkoop van grond gaan bemoeien? Aan een stemming over het al
dan niet oprichten van een dergelijke instelling was men dus nog in het geheel niet
toe. Van Buijsen was zo overtuigd van het belang van de zaak dat hij graag nog
maals zijn ideëen uiteen wilde zetten. Burgemeester Ripping, die door het slepen
de karakter van de discussie langzamerhand wat geïrriteerd begon te raken, gaf
hem hiertoe echter geen gelegenheid.
Ripping: "U (Van Buijsen) zoudt dus een verhandeling willen houden over een grondbedrijf,
zooals U U dat voorstelt en daarna zou volgens Uw meening de Raad zich kunnen uitspreken,
o/hij B. en W. al dan niet wil opdragen, een grondbedrijf te maken systeem-van Buijsen, en
dat geloof ik toch niet dat juist is."
Van Buijsen: "Niet een systeem, zooals ik het uitgedacht heb!"
Ripping: "Een grondbedrijf zooals U het U denkt, zooals U het hebt overgenomen van ver
schillende plaatsen, aangevuld met Uw eigen gedachten, ik geloof niet, dat dit wenschelijk
De Stationsweg en de Spoorstraat omstreeks 15115.
Zo kwam het ook in 1911 tot niets.
Van Buijsen probeerde het in 1912 voor het laatst. Nu werd hij wel in de gelegen
heid gesteld om zijn ideëen uiteen te zetten maar in tegenstelling tot voorafgaande
jaren was er nu in de raad niemand meer die hem steunde. Zijn betoog wekte eigen-