ning van gronden en gebouwen worden overgegaan. Dit maakte het de gemeenten
mogelijk om, veel meer dan voorheen, invloed uit te oefenen op de vormgeving van
de stadsuitbreiding.
In 1906 kwam een uitbreidingsplan voor de gemeente Alkmaar gereed. Dit werd
vervolgens nog een aantal malen herzien en kon uiteindelijk in 1909 worden vast
gesteld.
Initiatieven oprichting grondbedrijf
Als gevolg van de door de Woningwet aanzienlijk toegenomen bemoeienis van de
gemeentelijke overheid met de volkshuisvesting, ging een aantal gemeenten al
spoedig na het inwerking treden van die wet over tot het instellen van een grond
bedrijf Dit gebeurde deels om de aan- en verkopen van gronden door de gemeen
ten beter te kunnen administreren. Anderzijds hadden die bedrijven veelal ook
bemoeienis met het aan- en verkopen zelf en het in exploitatie brengen van de door
de gemeenten aangekochte gronden. In Amsterdam kwam al in 1904 een soort
grondbedrijf van de grond in verband met het gereedkomen van het zogenaamde
'Plan Zuid', het uitbreidingsplan voor het zuidelijk deel van de stad, ontworpen
door H.P. Berlage. Voor de gemeente Den Haag ontwierp Berlage in 1909 een alge
meen uitbreidingsplan en ook daar werd in datzelfde jaar een grondbedrijf in het
leven geroepen. Rotterdam had al in 1908 een grondbedrijf opgericht.
Motie Van Buijsen
In 1909, het jaar dat het uitbreidingsplan van de gemeente Alkmaar werd vastge
steld, kwam in de gemeenteraad voor het eerst de instelling van een gemeentelijk
grondbedrijf ter sprake. Tijdens de behandeling van de gemeentebegroting door de
gemeenteraad, op de vergadering van 3 november, werd door de voorzitter, burge
meester G. Ripping, vermeld dat vanuit de tweede sectie van de raad de oprichting
van een grondbedrijf aan de orde was gesteld. Ripping deelde echter mede dat het
grondbezit van de gemeente nog geen aanleiding gaf tot een dergelijke onderne
ming. Zodra echter de onteigeningsplannen van de gemeente ten uitvoer zouden
worden gebracht, zou dit plan weer aan de orde komen.
Het raadslid Ir. C. van Buijsen, schoolopziener en leraar natuurkunde aan de
Cadettenschool, hield daarop een warm pleidooi om toch over te gaan tot de oprich
ting van een grondbedrijf Daar voor het merendeel van de raad het fenomeen
grondbedrijf nog iets volstrekt onbekends was, gaf hij een korte uiteenzetting van
een dergelijke instelling.
In 1909 had de gemeente al enkele flinke grondaankopen gedaan in de
Overdiepolder, voor de stadsreiniging. Het vaststellen van het uitbreidingsplan
maakte het waarschijnlijk dat de gemeente op niet al te lange termijn genoodzaakt
zou zijn tot de aankoop van toekomstige bouwterreinen, om deze vervolgens