links van het koorhek, een op de vieringpijler rechts van het koorhek en
een op een zuil tussen koorhek en koorbanken in, rechts op het blad.
Laatstgenoemd rouwbord toont in een ruit een wapen met drie wassen
de maantjes ("wassenaars"): het familiewapen van het geslacht van
Duvenvoorde. Een van de telgen uit dit geslacht, Elisabeth van
Duvenvoorde, werd op 20 oktober 1655 begraven nabij de plek waar het
rouwbord met haar familiewapen hangt, namelijk in graf 131 in het
koor.19
Voorts zijn er diverse modernere rouwborden te zien, bekroond door
een segmentboogvormig fronton. Deze laatst opgehangen borden bevin
den zich een zone hoger dan de oudere typen, en wel op de kerkmuren
tussen de kapitelen der zuilen en de triforiumzone met de spitsbogige
balustrade.
Geen van de rouwborden op de tekening van Pronk is in de kerk
bewaard: in 1795 werden alle rouwborden uit de kerk verwijderd. Alleen
een bord dat van na Pronks tijd dateert, het rouwbord van burgemeester
Carel de Dieu (1708-1789) keerde na verloop van tijd in het kerkge
bouw terug.
De grafzerken
In de jaren 1625-1635 werd de grafzerkenvloer gemoderniseerd en
kreeg toen in hoofdlijnen het aanzien dat hij nog altijd heeft. Voor de
grafzerken waren standaardmaten bedacht (circa 200x70 cm voor een
enkele zerk en circa 200x140 cm voor een dubbele). Zij lagen keurig in
het gelid. In het koor pasten 16 (enkele) zerken op een rij.Veel grafzer
ken waren versierd met een ovaal of rond medaillon, waarbinnen een
familiewapen, een beroepsteken of een huismerk was aangebracht.20 Op
Pronks tekening uit 1733 zijn verschillende van die medaillons te zien.
Eén zerk is rijker versierd dan de rest: het is een dubbele zerk, voorzien
van een dubbele omranding, waarbinnen een groot medaillon met een
wapenschild. Een soortgelijke (misschien zelfs dezelfde?) dubbele zerk
(nr. 149-150) ligt nog altijd in het koor, echter niet in dezelfde rij als op
de tekening is aangegeven. Op die zerk komt een wapen voor met een
grote vogel (ooievaar?).
De modieus geklede bezoekers
De grote stadskerken met hun bezienswaardige interieurs werden door
onze voorouders niet alleen voor kerkdiensten gebruikt, maar ook benut
als wandel- en ontmoetingsplaatsen. Speciaal de zijbeuken, de transepten
en de kooromgang werden van oudsher voor dit doel gebruikt. Men
sprak in dit verband dan ook wel van "de wandelkerk".
14