omstreeks midden 14de eeuw, iets breder dan het perceel (inclusief de
steeg) en met een licht afwijkende oriëntatie. Wel bevond de voorgevel
zich al omstreeks de latere rooilijn. Het huis had houten buitenwanden
en een vloer van aangestampte klei. Van de houten huiswandconstructie
werden slechts enkele fragmenten nog in situ terug gevonden. Bij de
achtergevel waren binnenlangs verticale planken aangebracht. Diverse los
liggende planken zullen bij de buiten-beplanking hebben behoord, wel
ke bestond uit horizontale planken met een messing-groef verbinding.
Ook van de binnenindeling werden resten gevonden. Het was een
woon-stalhuis: de oosthelft was ingericht als een stal, de westhelft diende
waarschijnlijk als woning. In het stalgedeelte was met kleizoden in de
noordelijke zijbeuk een soort verhoogd plateau gemaakt, lijkend op een
gang of looppad. Het middendeel en de zuidelijke zijbeuk lagen 35 cm
lager en hier werd een flink pakket mest aangetroffen. Op de grens tus
sen het woon- en het stalgedeelte werden liggende planken gevonden
van een tussenwand. Tegen de noordmuur bevond zich in het woonge
deelte een van houten vaten gemaakte waterput. Door een houten tus
senwand was aan de achterzijde nog een kleine ruimte afgescheiden,
mogelijk als opslag- of slaapruimte. Een bijzondere vondst was een gou
den munt, een in perfecte staat zijnde Franse gouden 'schild' van Filips
VI, te dateren tussen 1337 en 1350, gevonden in de onderlaag van een
kleivloer. Dit is een raadselachtige vondst, want een dergelijk kostbare
munt verwacht je niet bij een simpele boerderij.
In het achtererf vonden we ook een gemetselde beerput, die helaas erg
weinig vondsten opleverde maar wel wat steengoed uit het derde kwart
van de 14de eeuw. De put was al zeer vroeg gesloopt en begraven onder
ophogingen. Hij lijkt zelfs te stammen uit de tijd van het houten huis.
Het houten huis werd opgegraven op driekwart meter onder de straat
en ook de beerput was na sloop ingepakt in een latere ophoging. Deze
ophoging, onze derde verrassing, moet ergens in de tweede helft van de
14de eeuw hebben plaats gevonden. Daarbij is blijkbaar het gehele ter
rein kaal gesloopt (huizen en putten), geëgaliseerd en daarna aangevuld.
Vergelijkbare verschijnselen blijken ook geconstateerd te zijn in vroegere
onderzoeken aan de Achterdam, die deels opnieuw geïnterpreteerd zul
len moeten worden. Wellicht hield deze herinrichting verband met een
stadsuitbreiding in hetVoormeer tot aan de Hekelstraat.
F Bitter en J. Dijkstra.
25