dan toch het leeuwendeel naar de tamilie in Amsterdam gegaan? Het is
overigens een bekend feit, dat vermogens enorm konden slinken dankzij
het beheer door de Weeskamer. Deze was hier niet in het geding, maar
ook executeurs testamentair konden er wat van, want ook zij werkten niet
voor niets. De gewoonte was, dat na de dood van de erflater de tot de
boedel behorende roerende en onroerende goederen in het openbaar
werden verkocht. Met als gevolg dat ze gewoonlijk weinig opbrachten,
terwijl bovendien notarissen, klerken en diverse gerechtsdienaren er een
graantje van meepikten. De opbrengst werd op rente belegd, meestal obli
gaties. De weesmeesters of executeurs beheerden derhalve een geldbedrag,
waarvan de hoofdsom van jaar tot jaar kon verminderen indien de
beheerskosten de baten te boven gingen. Maartje zou later in haar testa
ment bepalen, dat in geen geval een openbare verkoping van haar na te
laten goederen gehouden mocht worden. Had ze slechte ervaringen? Die
had ze in alle geval met de weesmeesters, want toen in 1710 de opbrengst
van het huisje aan de Nieuwesloot van haar grootvader Willem Jansz Kars
moest worden uitgekeerd, werd besloten het bedrag van 100:8:5 onder
de bewindvoerder te laten wegens beheerskosten.46Veel mensen sloten het
beheer van hun nalatenschap door de Weeskamer dan ook bij testament
uit, terwijl het vinden van betrouwbare executeurs testamentair een pre
caire zaak was. Maar hoe het ook zij,Jan Muntendam heeft er in alle geval
niets aan overgehouden, want toen hij was overleden verwierp Maartje
ook zijn erfenis.47 In financieel opzicht heeft ze het kennelijk niet getrof
fen met haar opeenvolgende echtgenoten, maar misschien hadden ze een
innemend karakter, wie zal het weten?
We naderen het einde van het leven van Maartje Karssen, maar eerst
moest zij nóg een teleurstelling incasseren. In augustus 1742 kwam de
familieraad van de Karssen's bijeen en besloot schepenen te verzoeken om
Trijntje, de ongehuwde zuster van Maartje, in het Tuchthuis te plaatsen,
aangezien ze zich had overgegeven aan een ongeregeld leven gepaard
gaande met dronkenschap. Op 19 augustus 1742 veroordeelden schepenen
Trijntje tot een verblijf van een jaar in genoemde inrichting.48 Twee jaar
eerder was trouwens haar 19-jarige neef Jan Jansz Carsse al wegens onge
regeld leven in het Tuchthuis geplaatst.49 Op 1 maart 1744 maakte Maartje
haar testament.5" Aan haar dochter Johanna Wijnholt liet zij kleding, juwe
len, kleinodiën, goud en zilver na en aan haar zoon Anthony Pothoff de
winkelinventaris en de drankvoorraad in het voorhuis. De dranken in het
pakhuis en verder al het andere dat niet tot de wijnkoperij behoorde
moest hij tegen de getaxeerde waarde overnemen en de helft van de
waarde aan zijn zuster uitkeren. Geen van de familieleden en met name
haar schoondochter Petronella van der Gragt (kennelijk geen vriendin van
16