zen te Amsterdam en voorts obligaties, losrentebrieven, invorderbare
schulden, aandelen in loterijen, meubelen, schilderijen, sieraden en snuis
terijen, te zamen een bezit dat vermoedelijk vandaag de dag twee miljoen
zou bedragen. Voor Maartje brak een spannende tijd aan, want enerzijds
kon zij niet aan de boedel komen, doch anderzijds erfde zij de nasleep van
de procedures. Op 29 mei 1715 zag zij zich dan ook genoodzaakt de exe
cuteurs te manen tot betaling van de proceskosten, welke haar man
beloofd had voor zijn rekening te nemen, doch niet had voldaan.21 Doch
ook het geluk lachte haar toe. Op 10 november 1715 trad zij in het
huwelijk met Barend Wijnholt; de jongeman, die haar bijna in het onge
luk had gestort, doch te elfder ure tot een beter inzicht was gekomen. Het
paar trouwde op huwelijksvoorwaarden.22 Zij gingen een gemeenschap
van winst en verlies aan, zodat de gemeenschap van goederen werd uitge
sloten. Bij vooroverlijden van haar man zou Maartje een douarie van
1.000,= ontvangen. Barend Wijnholt was, zoals we gezien hebben, wijn
koper en wel in Het Bonte Vareken op de hoek van de Koorstraat en de
Laat. Een nogal wilde jongeman, die huizen kocht en verkocht en die in
1715 voor 1.500,= in het krijt stond.21 Tevens een nogal onbetrouwbaar
persoon, want in 1713 probeerde hij op een sluwe manier ene Adriaen
Egmond zijn huis te ontfutselen.24 Maar ongetwijfeld kwam aan het jonge
geluk ten goede dat aan het geschil met de familie Langereys een einde
kwam. Over de achtergronden van deze procedure zijn geen nadere gege
vens aangetroffen, aangezien in het archief van het Hof van Holland het
procesdossier niet bewaard is gebleven. Echter, ter voldoening aan de pro
visionele sententie van het Hof van Holland van 20 december 1715 werd
op 2 januari 1716 een notariale akte opgemaakt, waarbij aan Maartje een
bedrag van 7.000,= uit de boedel van Anthony Pothoff werd toegewe
zen, te betalen in baar geld of in losrentebrieven.25
Deze overeenkomst stelt ons voor een raadsel, want volgens het testament
van Anthony Pothoff van 13 februari 1714 was Maartje onterfd. Misschien
is er nadien n<fg een testament gemaakt (doch niet te Alkmaar), maar ver
moedelijk heeft zij haar douarie van 4.400,= 2.600,= aan (gefin
geerd of reëel) eigen vermogen eruit kunnen slepen. Door het ontbreken
van gerechtelijke stukken is dit niet meer na te gaan. In alle geval was
Maartje nu een vrouw in goeden doen. In die tijd, toen men in Alkmaar
voor 90,= a 100,= een bescheiden huis kocht, was 7.000,= een
heleboel geld. Toch bleven geldzorgen haar niet bespaard. Op 21 januari
1716 werd haar man door Jacob Porcinus in rechten aangesproken wegens
geleverde winkelwaren aan Maartje ten bedrage van 128:14:=.26 De
minnelijke schikking vond eerst plaats op 8 november 1719.27 Ook zag
Barend zich op 23 september 1716 genoodzaakt het huis in de
13