ïf- Tekeningen van Henk Tol. In de kleinere en wat ondiepere polderslootjes ko men diverse amfibieën voor. Zij zijn voor de voort planting op water aangewezen. Daar zetten alle soor ten, groene kikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander, hun eieren af. Buiten de voortplantingsperiode trekken diverse soorten het land weer op en bereiden zich voor op een maanden durende winterslaap. De eerste warme dagen in maart en april stimuleert ze weer om de polderslo ten op te zoeken om daar te paren en eieren af te zetten. M. Argeloo naar Haarlem waar te nemen. Meer aan het oog onttrokken zijn kleinere zoogdieren als mol, veldmuis en bruine rat. Zij vormen op hun beurt weer een belangrijke rol als voedsel voor de soms in het gebied aanwe zige wezel. Een in 1986 uitgevoerde broedvogelinventarisatie leverde diverse broe dende scholeksters, grutto's, kieviten en een paartje meerkoeten en knobbelzwanen op. Een bekend beeld vanaf het einde van de winter zijn de blauwe reigers. Zij broeden in het westelijk gelegen heilooërbos en zoeken hun voedsel onder andere in de polder, 's Winters is een groot deel van deze vogels verdwenen als door kou en soms sneeuwval het voedsel onbereikbaar is geworden. Andere, uit noordelijke streken af komstige vogels strijken dan in het gebied neer. Zo is jaarlijks de buizerd aanwezig. Een roofvogel die aast op muizen en kadavers van door kou omgekomen vogels en hazen. 80

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1994 | | pagina 78