Het rioleringsstelsel van de woonwijken gelegen in de voormalige pol der Overdie en Achtermeer is een gescheiden rioolstelsel. Dit betekent dat het regenwater en het vuilwater gescheiden worden opgevangen en afgevoerd. Het regenwater wordt via het hemelwaterriool afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het vuilwater van de woningen afkomstig van toi let, keuken, bad en wasmachine gaat via de riolering van de stad naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Jan van Scorelkade. De ontpolderde polder Overdie en Achtermeer heeft enkele dingen die uitzonderlijk zijn. Het maaiveld of de straathoogte is gelijk aan dat van de omringende wijken n.1. 0.50 m N.A.R (Normaal Amsterdams Peil). Bij een peil van het polderwater van - 1.65 m N.A.P. betekent dit dat de gemiddelde grondwaterstand ca. 2.15 m onder straatniveau ligt. Dit in tegenstelling tot de overige wijken van Alkmaar, waar het peil van het grondwater ongeveer 1.20 m is. Ondergelopen kelders of natte kruipruimten komen in Overdie en Achtermeer niet voor. Het afvalwater in een vuilwater rioolstelsel verplaatst zich ten gevolge van de helling waaronder de rioolbuizen gelegd woren. In theorie kan die helling heel lang doorgaan maar in de praktijk is het aantrekkelijk om bij een hoogteverschil van ca 3.50 m een tussengemaal te bouwen. Voor de Overdie en Achtermeer is dit ook gedaan en is bij het bejaar dentehuis Dillenburg een vijzelgemaal geplaatst. Tot zover de vuilwaterriolering. De waterhuishoudkundige situatie van de huidige polder wijkt sterk af van die van voor het bouwrijpmaken. Immers voor het bouwrijpmaken was het een onbebouwde polder die zijn overtollig water afvoerde via de sloten naar het dieselgemaal aan de Cort van der Lindekade. De bestaande situatie is als volgt: De woonwijk Overdie en Achtermeer en het industrieterrein Overdie lozen tijdens regenbuien via de hemelwaterriolering het regenwater op het oppervlaktewater van de polder. Daar de grootste hoeveelheid water aan de zijde van de stad geloosd wordt zal het waterpeil daar sterk stij gen. In de Zandput stijgt het waterpeil minder en zo krijgen we de situatie dat bij een regenbui het water naar de Zandput stroomt en dat het daar na, als het poldergemaal draait, er weer uitstroomt. Er bestaat een relatie tussen de oppervlakte van de polder, de oppervlak te van het polderwater en de capaciteit van het poldergemaal. De capaci teit van het poldergemaal is weer afhankelijk van de grootte van de pol der. Door het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen in 74

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1994 | | pagina 72