Artikel 14.
Onverminderd het bepaalde bij de provinciale Toezicht-
verordening op den Waterstaat en de provinciale Bodem-
verlagingsverordening is het verboden den boezem van
den polder te vergrooten door het graven van slooten,
wijziging te brengen in den loop der waterleidingen of
water in den polder te brengen.
Artikel 15.
Ingeval van doorbraak in één der dijken is het verboden
om in den polder pompen te sluiten of te dichten, den loop
van het water tegen te houden of een gedeelte land af te
sluiten.
Artikel 16.
Onverminderd het bepaalde bij het Wetboek van Straf
recht is het verboden inlaten of polderpompen te openen
of te sluiten of de sluitingen dier pompen te verbreken of
te beschadigen. De sleutels van alle pompen of duikers
dienen bij het Bestuur te berusten, hetwelk de personen
aanwijst, die met het openen of sluiten daarvan belast zijn.
De eigenaren van pompen of duikers zijn verplicht deze
behoorlijk te onderhouden.
Artikel 17.
Het is verboden vee op de dijken door hekken te
besluiten of daarop te keeren. Tevens is het verboden
varkens op den dijk te laten losloopen of vast te zetten.
Artikel 18.
Wanneer perceelen in vruchtgebruik, erfpacht of opstal
zijn uitgegeven rusten de in deze keur genoemde ver
plichtingen, met uitsluiting van de eigenaren, op de
vruchtgebruikers, erfpachters of opstalhouders, met dien
verstande, dat, voor de naleving van deze verplichtingen,
van deze categorieën een der voorgaande slechts aan-
108