kroos, flab en ander onkruid en de slootkanten glad af te steken. Artikel 5. De eigenaren van landerijen, gelegen aan waterleidingen, waarvan het onderhoud geschiedt door of onder toezicht van het Bestuur, zijn verplicht daarop de specie te ontvangen, welke, tot behoorlijk onderhoud als water- loozing, uit die waterleidingen wordt verwijderd. Artikel 6. Onverminderd het bepaalde bij het Wetboek van Strafrecht is het verboden de dijken te beschadigen, deze als los-, laad- of aanlegplaats te gebruiken, daarin palen te slaan of te graven, of in de dijken pompen, pijpen of andere leidingen te leggen. Artikel 7. Onverminderd het bepaalde bij de provinciale Bodem- verlagingsverordening is het verboden in de tochtslooten modder of specie te trekken. Artikel 8. Onverminderd het bepaalde bij de Hinderwet is het verboden: a. de waterleidingen te verontreinigen door het daarin storten of loozen van straat-, industrie- of huisvuil, faecaliën, industriëelafval- of spoelwater, of andere vloeistoffen of vaste stoffen, welke schadelijk zijn voor de belangen van den landbouw of veeteelt; b. riolen of andere loozingswerken of -inrichtingen te maken of te hebben, waardoor of waaruit de onder a bedoelde stoffen in de waterleidingen kunnen worden gelaten of kunnen afvloeien. 106

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1994 | | pagina 104