plek waar elke mandenmaker zijn aangekochte voorraad kon opslaan.19 Waarschijnlijk bestond er vaker buiten Nederlandse steden een dergelij ke opslagplaats. In Leeuwarden b.v. zijn er gegevens over te vinden: de plaats is er precies bekend, er was een omringende sloot, een poort met slot en sleutel en het peil van het slootwater mocht niet gewijzigd wor den.20 Detail van de stadskaart uit 1796. Het lijkt mij daarom waarschijnlijker dat het woord tienenwal de wal aanduidt waar de schipper aanmeerde en zijn lading loste en waar daarna de veiling gehouden werd. In hun roeiboot konden de mandenmakers dan, elk van zijn eigen "perk" waar zijn voorraad voor een jaar lag, het benodigde materiaal naar hun werkplaats brengen. Teenveilingen hebben tot in de zeventiger jaren van de 20ste eeuw plaatsgevonden, maar toen waren ze geconcentreerd bij de gebieden waar het materiaal geteeld werd zoals Zwolle en IJsselstein. De werkplaatsen Deze moesten uiteraard aan of zo dicht mogelijk bij open water geves tigd zijn. Bovendien moest ongeschilde (groene, bruine of grauwe) teen voor het gebruik een week of langer in het water weken; dat gebeurde onder een vlotje in de gracht, liefst vlak voor de deur. Tot in de twintig ste eeuw waren de werkplaatsen dan ook te vinden aan of bij de grach ten in de buurt van het Waagplein met zijn markten. De samenhang tus- 9

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1994 | | pagina 9