staan van mandenmakersgilden in de late Middeleeuwen bekend. In
Dordrecht krijgen al in 1367 "de goeden luden van den mandenma
kers" hun eerste keur, die uit twee "poincten" bestaat.3 Steeds uitgebrei
dere keuren zijn te vinden in Kampen (1419), Harderwijk (1447) en
Dordrecht (laat 15de eeuw).4
Het lijkt mij echter niet toevallig dat veel meer uit het laatst van de 16de
eeuw daterende ordonnanties bewaard zijn gebleven. Voor de Hervor
ming hadden de ambachtsgilden verplichtingen aan de Kerk, die in de
keuren waren vastgelegd. Zo moesten ze b.v. regelmatig missen laten le
zen aan een eigen altaar en deelnemen aan de jaarlijkse processie om
"hoer keersse te dragen" zoals de Kampense ordonnantie voorschrijft.
Na de Hervorming moesten de ordonnanties dus veranderd worden.
Verplichtingen jegens de protestantse kerk kwamen er praktisch niet
meer in voor; een enkele maal waren boetes ten dele bestemd voor de
diaconie. Onveranderd bleef het recht om in de kerk begraven te wor
den. In de Jacobikerk in Utrecht had het mandenmakersgilde zelfs vanaf
1597 zijn eigen grafkelder, naar welke een steen met inscriptie en een
gratbord verwezen.5 De Zierikzeese St. Lievensmonsterkerk had een St.
Paulus- of mandenmakerskapel, waarschijnlijk ook de grafkapel van het
gilde. Het "glas in de capelle" werd tot 1797 door het gilde onderhou
den.6
Tekening van Abraham Bloemaert (1564-1651). Jongen met hengel en viskorf met vleugels (coll.
Hannema-de Stuers Fundatie, kasteel Het Nijenhuis, Heino/Wijhe)