door de prijs, van het materiaal van jaar tot jaar verschillen naarmate za
ken als overstroming, weersomstandigheden en vraat zich hadden doen
gelden in de grienden, waar het verbouwd werd. Een achteruitgaande
gezondheid, zowel van de man als van zijn vrouw, kon inkomsten doen
verminderen en schulden doen oplopen en tenslotte fataal worden.
Een adspirant- mandenmaker die niet bijzonder bekwaam of zelfs on
handig was, zou als leerling al mislukken. Het gilde, met zijn meester
proef, selecteerde dus. De besten onder de vaklui zullen bovendien heel
vindingrijk zijn geweest, bekwaam in het oplossen van problemen en
het grijpen van kansen. En tenslotte kunnen er neveninkomsten zijn ge
weest, ook van gezinsleden.
Omdat het ambacht tot in de twintigste eeuw op vrijwel onveranderde
wijze is uitgeoefend meen ik deze indrukken te mogen staven met uit
spraken van twee uiterst bekwame mandenmakers die ik gekend heb.
Ten eerste een opmerking van één hunner over een, overigens gewaar
deerde en integere, vakgenoot: "die man heeft geen fantasie!", m.a.w. als
hij vindingrijker was zouden er meer mogelijkheden voor hem zijn. En
dan een uitspraak uit 1975 van de hoogbejaarde Alkmaarder C. Ofman:
"met een ietsje bijverdienste hebben we het altijd kunnen redden; we
hadden het niet breed, en we moesten heel hard werken, maar echte ar
moede hebben we nooit gekend. En we hadden het gezellig samen, we
konden zo'n plezier hebben..." Opvallend was dat beiden, ondanks hun
lange werkdagen, lid waren geweest van muziekgezelschappen, waarin ze
resp. saxofoon en trompet speelden. Omstreeks 1900 speelde de vader
van Ofman, eveneens mandenmaker, nog trompet op boerenbruiloften,
soms een uur lopen buiten de stad, "en dat verdiende goed" zei zijn
zoon. Zoiets zou enige eeuwen geleden ook het geval kunnen zijn ge
weest.
Het mandenmakersambacht is thans praktisch uitgestorven. Belangstel
ling voor de technische kennis van deze vakmensen en voor het behoud
daarvan is echter - niet alleen in Nederland- aan het opleven.23 Uit die
belangstelling kwamen ook vragen voort naar de geschiedenis van het
ambacht. Het bovenstaande is daarvan, wat Alkmaar betreft, een eerste
verkenning.
G.M. Pot-van Regteren Altena
12