gepraat worden, gemopperd, geplaagd, gezongen, gezwoegd en gezwe
gen. Van één 16de-eeuwse Alkmaarse werkplaats kunnen we aannemen
dat er bij tijden zelfs diepgaande gesprekken gevoerd zijn, n.1. in die van
Allard Gerritsz en zijn gezellen Jan Arentsz en Pieter Cornelisz. De bei
de laatsten werden predikers van de leer van Calvijn, en in het bijzonder
Jan Arentsz is bekend geworden als "Voorman van de Hollandse Refor-
i.' ?2
matie
Welstand en welzijn
Over de mate van welstand van de mandenmakers in vroeger eeuwen
valt nauwelijks iets met zekerheid te zeggen. De weinige boedelinventa
rissen van mandenmakers die ik onder ogen heb gehad liggen niet alleen
in plaats en jaar, maar ook in de waarde van het beschreven bezit, ver
uiteen. Rijk waren die mensen zeker niet, maar het bezit van een eigen
huisQe) kwam toch meer dan eens voor. In de Grote Kerk zijn met ze
kerheid een grafsteen van een mandenmaker en van een wannenmaker
aan te wijzen, wat niet op armlastigheid duidt. Ook heb ik de indruk dat
het lidmaatschap van een gilde een zeker gevoel van eigenwaarde, van
"vakmanseer" gaf.
Allerlei factoren - waaronder natuurlijk de algemene economische toe
stand- waren van invloed. Zo konden hoeveelheid en kwaliteit, en daar-
De Alkmaarse mandenmaker C.H. Ofman aan het werk 1950)
11