sen flink op gang moet zijn gekomen, zeker sinds de stadssecretarissen
vanaf de 24e ontvangstbewijzen gingen afgeven voor de ingetrokken bil
jetten. Daarmee namen ze de commissie veel tel- sorteer- en rekenwerk
uit handen. Van Herbertus Johannes Vonk is een lijst bewaard gebleven
waaruit blijkt dat hij tot 27 augustus voor f 57.000,- ontvangstbewijzen
afgaf, met alleen aan particulieren, maar ook aan de leden van diverse
comités en commissies. De betaling van de soldij in recepissen werd al
10 dagen daarvoor gestaakt; de laatste partij provinciale recepissen arri
veerde op 6 september. Op 8 december verscheen een gedrukte waar
schuwing en bekendmaking met een oproep aan alle bezitters van stede
lijke recepissen deze op 15 of 22 december, 's avonds tussen 6 en 8 uur
op het stadhuis in te leveren. Daarna zijn ze ongetwijfeld, zoals vrijwel
overal waar ze werden uitgegeven, massaal vernietigd. Van de meeste
coupures zijn er thans slechts twee bekend of hoogstens nog een derde
in de literatuur vermeld, maar niet teruggevonden (Collectie van Geuns,
geveild bij Bom in 1873). Het gemeentearchief Alkmaar bezit voorzover
bekend de enige complete serie. Daarnaast zijn losse exemplaren bekend
in de collecties van De Nederlandsche Bank, het Rijksmuseum Het
Koninklijk Penningkabinet en particuliere verzamelaars.
De inwisseling van assignaten was op grond van de provinciale publicatie
van 3 augustus al eerder gestaakt. Op 10 augustus werd de bevolking
gemaand ze uiterlijk de 12e aan te geven en de 20e in te wisselen. Het is
niet uitgesloten dat eerst daarna met de intrekking van de stadsbiljetten
tegen provinciale is begonnen, gezien de notitie van 1 september dat pas
met de inwisseling voor de overige burgers zou worden begonnen wan
neer de zilversmeden en soortgelijke winkeliers volledig waren voorzien.
Slot
Bestuurswisseling in september had voor Alkmaar geen gevolgen, de
bestuurswisselingen op provinciaal niveau hadden echter steevast als
gevolg dat weer opnieuw om verantwoording van de f 314.856,- aan
ontvangen provinciale recepissen werd gevraagd. Dat gebeurde in augus
tus 1797, begin 1798 en ook nog eens in 1803 en 1806. Toen was de
administratie kennelijk nog intact, al blijkt uit een interne notitie dat de
door Jan Pieter Goudsblom tussen 24 april en 23 juli ontvangen
297.901 '/t aan assignaten door vocht al grotendeels verloren waren
gegaan. Het grootste gedeelte van de administratie en bijbehorende
stukken zoals assignaten, recepissen, vervalsingen en dergelijke zal wel in
samenhang met de nieuwe inventarisatie van het archief door Scheltema
kort voor 1869, zoals rond die tijd ook in Den Haag gebeurde, zijn ver
nietigd. Daardoor is het materiaal nogal fragmentarisch. Ik hoop er niet-
73