Daarbij werd een verklaring voorgelezen waarin de eerder genoemde
brief van Daendels -naar ik aanneem bewust- onjuist werd geciteerd in
die zin dat Alkmaar er met name in genoemd zou zijn geweest als één
van de steden die het Stadhouderlijk juk zou moeten afwerpen. Maar
ook zonder dit leugentje om bestwil zou het nieuwe voorlopige bestuur,
bestaande uit 19 personen, de dag erop wel voor twee maanden verko
zen zijn. Twee personen werden direct aangewezen om de Fransen van
de omwenteling in kennis te stellen. Weer een dag later arriveerden
tegen 15.00 uur twee koetsen met vier Franse Commissarissen, een half
uur later gevolgd door 170 huzaren en 's avonds nog eens 700 infante
risten. Hoewel op een bijeenkomst van vertegenwoordigers van de ste
den van het Noorderkwartier te Amsterdam twee dagen later door
Johannes van Leeuwen en Jan Andreas Sassée werd afgesproken dat
Alkmaar 700 man zou inkwartieren waren er binnen de kortste keren
toch 1200. Ook in de dorpen in de wijde omgeving werden Franse
troepen ondergebracht.
De op 22 januari ingestelde commissie voor de inkwartiering, bestaande
uit de raadsleden Goudsblom, Daeij, Druivestein en later uitgebreid met
van Leeuwen, moest bovendien ook nog steeds wisselende groepen
militairen bij de 8373 burgers in de ongeveer 2000 woningen onder
brengen. Aangezien de Fransen voor hun onderdak niet betaalden,
brachten de beter gesitueerden, die om welke reden dan ook vrij van
inkwartiering waren gebleven, een bedrag van f 2800,- bijeen, waaruit
onvermogenden met 12 '/2 stuiver per dag werden ondersteund wanneer
ze militairen huisvestten.
Assignaten
Wanneer Franse militairen ergens wel voor betaalden, dan was dat stee
vast met assignaten, de enige geldsoort waarin soldij en gage werd uitbe
taald. Doortrekkende troepen wilden uiteraard ook graag van alles in
Alkmaar aanschaffen, maar aangezien veel winkeliers zagen aankomen
dat hun winkels leeggekocht zouden raken en dat leveranciers niet zou
den willen bevoorraden wanneer alleen met assignaten betaald zou wor
den, weigerden ze al spoedig nog langer aan de Fransen te leveren tenzij
er in klinkende munt zou worden betaald. In verband hiermee richtte
de Bataillonschef Monnier Villeneuve zich op 31 januari namens zijn
Commandant Jeannin tot het nieuwe stadsbestuur met de volgende brief
(door auteur vertaald):
"Verscheidene inwoners dezer stad, zowel burgers als enkele leden van
de regering zijn mij komen berichten van het volledige vertrouwen in
de assignaten dat in deze stad bestaat. Maar ook hebben zij me mede-
58