Oranje, die diep onder de indruk was van Alkmaars Victorie, aan de stad uitbetaalde als tegemoetkoming in de "vereering" aan de soldaten6. Het zesstuiverstuk werd vervaardigd door de goudsmeden Cornelis Lauriszoon en Simon Garbrantszoon, hetgeen in dezelfde jaarrekening te vinden is7: "Cornelis Laurisz. ende Symon Garbrantsz., goutsmidts, ter causse van 't stempelen van den tinnen munte, bij ordonnantie ende quitan- sie, in date den 20en december betaelt: 9." De oplage van deze emissie is evenmin te achterhalen, maar die moet toch wel aanzienlijk zijn geweest. De belofte van inwisseling werd makkelijker gedaan dan nagekomen. De totale stadsschuld bedroeg eind 1573: 147.693. Hiervan had Alkmaar zelf te betalen: 29.303. De rest had de stad te goed van de landsoverheid, maar de uitbetaling daarvan geschiedde uitermate traag en indirect, bijvoorbeeld door cessie van schulden, die Alkmaar dan maar moest zien te innen. Voor de inwisseling van het noodgeld kon de stad op voorspraak van Willem Bardes (Bardesius) van de Staten van Holland een bedrag lenen. Bardes zorgde tevens voor de administratie van de schuldafwikkeling8. Pas in 1596 waren alle schulden ten gevolge van het beleg vereffend De belangstelling van verzamelaars van noodmunten is vanouds groot geweest. Nabootsingen en vervalsingen zijn er dientengevolge in grote getale gemaakt. Naast de malafide vervalsingen treft men er gedenkstuk ken onder die volkomen te goeder trouw werden vervaardigd, zoals de "noodmuntjes" die in 1873 bij de 300ste gedenkdag van het beleg wer den gemaakt. "Van Alkmaar begint de victorie", maar vooraleer definitief de victorie bereikt was zou er nog driekwart eeuw verstrijken. De Vrede van Munster die een einde maakte aan de "Tachtigjarige Oorlog" werd immers in 1648 gesloten. Er vonden nog vele belegeringen van steden plaats en vele malen moest men tot de vervaardiging van noodgeld over gaan. Na Alkmaar was de beurt aan Leiden, dat evenals Alkmaar nog jaarlijks zijn "Ontzet" in oktober viert. Hier maakte men zelfs noodgeld van papier! De vijftien steden in de Noordelijke Nederlanden waar gedurende de Tachtigjarige Oorlog noodgeld werd vervaardigd zijn: Amsterdam, Alkmaar, Breda, Deventer, Groningen, Haarlem, Kampen, Leiden, Maastricht, Middelburg, Oudewater, Schoonhoven, Woerden, Zierikzee en Zutphen. Amsterdam dankt aan het slaan van noodgeld zijn "Munt", in weerwil van het feit dat de stad nimmer het recht van muntslag heeft gehad. 52

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1993 | | pagina 51