19. Twee geldkistjes
uit het bezit van
het Stedelijk
Museum
Alkmaar. Boven
een ijzeren
geldkoffertje uit de
1 le eeuw,
beschilderd met
bloemen en zes
portretten waarvan
herkenbaar zijn
Koning Henri IV
van Frankrijk en
de prinsen Philips
Willem en
Maurits van
Nassau. Onder
een beschilderd
ijzeren geldkistje
op wieltjes uit de
1 le eeuw.
aan de muntmeester van de eigen provincie Holland en West-Friesland
(art 8.)73. Opmerkelijk aan deze bepaling is dat niet gekozen is voor
alleen de Westfriese Munt, maar ook voor de Munt te Dordrecht.
Tenslotte moet de wisselaar in zijn
kantoor een of meer geldkisten
hebben gehad om zijn voorraden
veilig op te bergen. Dit soort kis
ten is ongetwijfeld ook gebruikt
voor de opslag van geldstukken
van anderen.
De wisselaar mocht zich niet
schuldig maken aan het zoge
naamde biquetteren (art. 10), het
geen inhield door middel van
wegen de zwaardere muntstukken
te scheiden van de lichtere74. De
toenmalige ontwikkeling van de
munttechniek maakte het nog niet
mogelijk dat er gewerkt kon wor
den met muntplaatjes van eenzelf
de gewicht75.
Ook kwam het verschijnsel snoei
en - snijden - van munten gere
geld voor, waardoor de intrinsieke
waarde van muntstukken bedui
dend lager werd dan in de
Manualen vastgestelde nominale
waarde. De verdiensten van de
wisselaars lagen natuurlijk in het
verkopen per gewicht van de
zwaardere muntstukken als metaal
naar de Munt. De lichtere stukken kwamen via zijn klanten weer terug
in de circulatie.
De wisselaar fungeerde ook als een soort toezichthouder over de munt-
circulatie. Hij moest, op straffe van verlies van zijn ambt, het bestuur van
de stad of de provincie melden wanneer er munten circuleerden waar
van de officiële koers nog niet was vastgesteld (art. 11). Dit gold ook
voor zaken als de verkoop van muntmetaal tegen een hogere dan de
vastgestelde prijs (art. 12).
Jan Huijgen mocht van de waarde van het hem aangeboden edelmetaal
2% in rekening brengen als beloning voor zijn inspanning. Bij de aan-
32