Munt binnen
volgende dag
Hoorn echter
jepaald dat de
'orden. Daarna
Enkhuizen als
ten goede zou
nen en dat op
;t: MONETA
'an de heerlijk-
kTITVDO ET
r van Deventer
ld52. De Munt
i van het vroe-
;r, gelegen aan
noet zijn gaan
steden Hoorn
al in een zeei
gebied van dt
samenwerkten
n door hen op
□ten 'Eeuwit
igden zij hui
ten eeuwighei
hakend op he
indere munten
zouden mogei
muntprodukti
t van munt uit
ir van vestigin
festfriese stede
van Hoorn, in
het Noorder
1 deze vergade
en dat Alkmaar
adering van de
lanceerden de
naamd uit oog-
16. Zilveren Friese
florijn, zoals die
vanaf 1601 in
Friesland werd
geslagen. Deze
munt werd ook wel
klapmuts
genoemd naar de
vorm van het
hoofddeksel van de
erop afgebeelde
edelman. Dit
exemplaar is van
1684
(0 29,5 mm).
punt van kostenreductie - het aantal leden van het College terug te
brengen tot vijf: Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen en Medemblik elk één en
de waterlandse steden Edam en Monnikendam samen één, beurtelings
voor een half jaar55. Met dit voorstel
trachtten de drie Westfriese steden de
invloed van Alkmaar ten opzichte van
henzelf te verminderen. In een ruim 3
jaar durend politiek steekspel verloor
Alkmaar inderdaad haar meerderheid
(samen met Edam, Monnikendam en
Purmerend tegen de drie Westfriese ste
den) in de vergadering van
Gecommitteerde Raden aan de drie ste
den. In juli 1591 werd een akkoord be
reikt waarbij de drie Westfriese steden de
meerderheid in het College van Gecom
mitteerde Raden kregen en Alkmaar m.i. werd afgescheept met de
standplaats van een rentmeester of ontvanger der "gemeene middelen".
Hiervoor moest zij haar aanspraak op het recht, de Munt binnen haar
muren te hebben, opgeven36.
Hoewel hierover geen officieel besluit is gevonden, moet het beheer van
de Munt hiermee geheel in handen van de drie Westfriese steden zijn
gekomen. Volgens een van de vele voorstellen van de drie steden uit de
laatste periode van onderhandeling zou Alkmaar de muntmeestersreke
ningen onder ogen krijgen en "pro rato" meedelen in de winst van de
Munt57.
Een tweede gemiste kans op een Munt voor Alkmaar.
De Staten van de Groninger Ommelanden verzochten de bestuurders
van Alkmaar in juni 1586 of zij hun Munt mochten vestigen binnen
haar muren. De Groninger Ommelanden, bestaande uit de vrije en zelf
standige kwartieren Fivelgo, Husingo en Westerkwartier, hadden zich in
1561 aaneengesloten in verband met een geschil met de stad Groningen
over het stapelrecht. De stad Groningen wilde dat de Ommelander boe
ren hun oogsten uitsluitend op hun markt verkochten en niet elders.
Dat dit conflict hoog opliep bewijst de inmenging van de Spaanse land
voogd Alva, die dit conflict in 1571 beslechtte ten gunste van de stad.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Ommelanden tijdens de
Opstand de Staatse zijde kozen, terwijl de stad trouw bleef aan de
Spaanse koning Philips II. Een van de gevolgen van deze afsplitsing was
de oprichting in 1579 van een eigen Munt in de hoofdstad
27