ming niet een eerder gegeven consent42. De aanmunting had plaatsge
vonden ter tegemoetkoming aan de vraag van de kooplieden die zich
richtten op de handel met Oost-Europa. Gezien het feit dat het soeve
reine gezag deze muntslag zo hoog opnam, zagen de bestuurders van
Hoorn af van verdere muntactiviteit. Alle stempels en instrumenten
werden in verzekerde bewaring gegeven bij de schout van Hoorn43.
De hier aangehaalde akte is het enige bewijs van muntactiviteit te
Hoorn in 158444. Over de muntmeester, de waardijn, de essayeur, de
stempelsnijder en het overige personeel is niets bekend45. Gezien de
hoge kwaliteit van de stempels voor en van de eigenlijke produktie van
de rijksdaalders 1584 met het hoorntje moeten de muntmeester, enkele
muntgezellen en in ieder geval de stempelsnijder m.i. ervaren krachten
zijn geweest. Door het niet (meer) beschikbaar zijn van de juiste archie
ven zal naar hun ware identiteit voorlopig nog gegist moeten worden.
Ook over de hoeveelheid vervaardigde rijksdaalders is aan de hand van
het bewaard gebleven archiefmateriaal absoluut geen duidelijkheid te
krijgen46.
Tijdens de voorbereidingen van nieuwe muntwetgeving in de Staten-
Generaal in 1586 trachtte dr. Fran^ois Maelson, pensionaris van
Enkhuizen, op aandrang van de Gecommitteerde Raden - het dagelijks
bestuur - van het Noorderkwartier te pleiten voor uitoefening van het
muntrecht in het Noorderkwartier47. Toen duidelijk werd dat de Staten-
Generaal geen toestemming zouden geven voor een Westfriese Munt -
één munthuis voor de hele provincie Holland vond men genoeg -
besloten de Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier ook zon
der toestemming van de Generaliteit door te gaan met de oprichting van
een eigen Munt48.
Het door de graaf van Leicester in samenwerking met de Staten-
Generaal uitgevaardigde Muntplakkaat van 4 augustus 1586 geeft het
standpunt van de Staten-Generaal inzake de gewenste oprichting van
een tweede Munt in Holland duidelijk weer. Het 27ste artikel van het
'Plakkaat van Leicester', zoals het Muntplakkaat van 4 augustus 1586 in
muntkringen wordt genoemd, stelt dat er in Holland en West-Friesland
(samen!) net als in de overige provincies niet meer dan één Munt zou
mogen zijn49. Dat de Westfriese Munt er toch is gekomen bewijst m.i.
het gebrek aan kracht van de Staten-Generaal en ook van de Staten van
Holland ten opzichte van de drie Westfriese steden.
Over de lokatie van de op te richten Munt ontstond onenigheid tussen
de bestuurders van de hoofdstad van het Noorderkwartier (Alkmaar) en
die van de residentie van de Gecommitteerde Raden (Hoorn). Alkmaar
gaf haar 'Gedeputeerden ter Dagvaart tot Hoorn' op 7 augustus 1586 de