hadden de Staten-Generaal zonder succes voorstellen ter regeling van o.a. de Munt gedaan aan de beoogde nieuwe soeverein Frans van Anjou - namen de Staten van Holland opnieuw het initiatief op het gebied van de munt. Een resolutie, waarin de produktie van een nieuw type gou den dukaat en rijksdaalder werd toegestaan, was het gevolg2". Toch heeft het nog tot 1586 geduurd voordat de eerste belangrijke alge mene verordening op het terrein van het muntwezen in de Republiek werd uitgevaardigd: het plakkaat van 4 augustus 1586. Robert Dudley, graaf van Leicester, opererend als Landvoogd namens de Engelse Koningin Elizabeth, had dit Plakkaat opgesteld in nauwe samenwerking met de Staten-Generaal21. In de periode tussen de 'afzwering' van Philips II als vorst over de Nederlanden en de publikatie van dit Plakkaat was Gelderland begon nen met een nieuwe muntreeks door nieuwe gouden en zilveren rijders toe te staan. Friesland had dit voorbeeld gevolgd, Zeeland had de aan munting van haar nabootsingen van de Spaanse dubbele dukaten voort gezet en Overijssel - niet gebonden aan het afzettingsbesluit uit 1581 - had nog jarenlang allerlei bekende goudstukken laten vervaardigen op naam van Philips II22. Het reeds genoemde besluit van de Staten van Holland van mei 1583 maakte een eind aan een stilstand van de Munt van ongeveer 3 jaar. Op grond van het nieuwe plakkaat konden er weer provinciale munten worden geslagen. De Staten van Friesland hadden ook in 1583 toestem ming gegeven tot het laten slaan van rijksdaalders, waarvan net als bij de Hollandse rijksdaalder de beeldenaar van de voorzijde was afgeleid van de bekende daalders van de keurvorsten van Saksen. Op basis van genoemd besluit van de Staten van Holland hadden de bestuurders van de stad Hoorn in 1584 een eigen Munt geopend waar rijksdaalders werden geslagen23. Hiermee blijkt dat ook binnen Holland een stad als Hoorn, lid van de Statenvergadering, zich hield aan de alge meen geldende besluiten voor zover het eigen belang daarmee gediend was. Een strakkere regulering van de muntzaken werd niet alleen verkregen met nieuwe wetgeving, maar ook met het herstel van en eenheid in het algemeen toezicht op de uitvoering van het muntrecht. Dit algemeen toezicht werd namens het hoogste gezagsorgaan, de Staten-Generaal, uitgeoefend door het reeds genoemde College van "Raden en Generaalmeesteren van de Munte der Verenigde Nederlanden". Tijdens de jaren van de Opstand was dit College ontbonden, maar werd in 1586 onder dezelfde naam weer hersteld. De taak van dit op het Binnenhof zetelende College in algemene zin was drieledig: 19

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1993 | | pagina 18