11Voorzijde van een
zilveren
Philipsdaalder, in
1557 in
Antwerpen
geslagen
(041 mm).
hoger was dan de intrinsieke waarde, zorgde voor een winst voor de
Munt van ruim 10%15.
Na de muiterijen van 1576 trokken de Staten-Generaal het bestuur in
het gehele land naar zich toe met als doel de strijd tegen de Spanjaarden
te coördineren. Hiermee kregen ook zij de taak grote geldbedragen
voor de oorlogvoering te gaan verschaffen. Als middel werd aangewend
de reeds door de Staten van Holland beproefde methode van uitgifte
van nieuwe munten tegen een gedwongen koers. Nieuwe munten kwa
men er in de vorm van de Statendaalder
met zijn onderdelen, waarop een winst
van ongeveer 5% werd gemaakt16.
Vanwege het behaalde succes heropenden
verschillende adellijke heren spoedig hun
munthuis, hetgeen de orde in het munt
wezen in de noordelijke Nederlanden niet
ten goede kwam.
Het traktaat van de Unie van Utrecht,
oorspronkelijk slechts bedoeld als een
defensief verbond tegen de gemeenschap
pelijke vijand (Spanje), trachtte in het 12e artikel de muntzaken te rege
len. Met Stuurman kan gesteld worden dat de redactie van dit 12e arti
kel niet uitmuntte door duidelijkheid. De aangesloten gewesten beloof
den expliciet slechts eenheid in koers17. In reactie op de toestand van het
muntwezen stelden de Staten-Generaal een plakkaat op waarin gebro
ken werd met het beleid van overtarifering. De gewesten moesten terug
naar de oude muntsoorten18.
De breuk met Philips II in 1581, geformaliseerd met het bekende
"Plakkaat van Verlatinge", zorgde voor het verbod voortaan op de mun
ten nog het portret, wapen, devies en de naam van Philips II te voeren1'1.
Toen een algemene regeling van de munt uitbleef - na de 'afzwering
12. Voor- en keerzijde
van een zilveren
Leicesterreaal, in
1586 in
Harderwijk
geslagen als
opvolger van de
Philipsdaalder
(042 mm).
18