Rijkssteden hielden zich doorgaans slechts aan de besluiten zolang zij
hun eigen belang daarmee gediend achtten. Hierdoor gold in de
Noordelijke Nederlanden zeker tot diep in de 17e eeuw een grote hoe
veelheid verschillende muntregelingen. Het grote aantal verschillende
munten dat door de munthuizen in de Republiek zeker tot 1694 gepro
duceerd mochten worden hing hiermee nauw samen.
De bemoeienis van de verschillende hierboven genoemde overheden
met de regeling van de muntvervaardiging bestond in het algemeen uit:
het bepalen van de beeldenaar (afbeelding op voor- en keerzijde) en
de muntvoet (gewicht, gehalte en koers);
de inrichting en het onderhoud van de muntgebouwen en -werktui
gen, de benoeming en betaling van en de controle over het personeel;
het toezicht op de kwaliteit van de produkten van het munthuis;
het innen van de seignoriage of het heerlijk recht, de sleischat, over de
muntproduktie12.
Ten aanzien van de muntomloop hadden de verschillende overheden
vooral bemoeienis in de erkenning van bepaalde muntsoorten als wettig
betaalmiddel en met de vaststelling van de koersen van het grote aantal
verschillende munten. De Staten-Generaal stelden tarieflijsten of "evalu
aties" op waarin de geldende koersen werden voorgeschreven en waarin
ten strijde werd getrokken tegen ongeldige, d.w.z. verboden of bescha
digde munten en tegen valse munten. Door de fluctuaties in de waarde
verhouding van goud en zilver en door veranderingen in de muntvoet
van de vele hier circulerende buitenlandse munten moesten deze tarief-
lijsten regelmatig worden gewijzigd13.
In de Spaanse tijd van de landsheerlijke periode, meer specifiek in het
begin van de regeringsperiode van Philips II (vanaf 1555), bestonden er
in de Nederlanden strakke regels voor het muntwezen. Naast de gouden
reaal en de zonnekroon werd een serie zilveren munten geslagen onder
de naam Philipsdaalder, op dezelfde voet in de diverse in verschillende
delen van de Nederlanden gelegen munthuizen. Deze munthuizen ston
den onder direct gezag van de hoogste overheid, de koning. In dit ver
band ook wel aangeduid als muntheer! Namens de muntheer werd door
de centrale regering te Brussel ook vastgesteld welke soorten munten er
vervaardigd mochten worden.
Door het uitbreken van de Opstand veranderde de situatie volkomen.
De macht van het centrale gezag viel weg. De dringende behoefte aan
geld voor de oorlogvoering maakte mede dat de opstandige gewesten
zelfstandig maatregelen op muntterrein begonnen te nemen. Een van
16