4. Muntvondst van
een groot aantal
Friese nabootsingen
van tremisses van
het Madelinustype.
S. Keerzijde van een
ilveren denarius of
penning, in
Dorestad geslagen
tijdens de regering
van Karei de Grote
(0 17 mm).
monetarius (=muntmeester) Rimoaldus. Net als zijn opvolger
Madelinus produceerde hij kleine gouden muntjes van circa 1,25 gram,
die paste in het oude Romeinse geldstelsel. Deze stukken noemen we
tremisses of trienten en hadden een waarde van 'A Romeinse solidus. We
kennen de namen van de monetarii en de plaats van aanmunting, omdat
deze op de muntstukken zelf vermeld staan. Nadat Dorestad omstreeks
het jaar 650 onder de invloed van de Friezen kwam, stopte aldaar de
aanmuntingen. In deze periode werden
zeer veel nabootsingen van de Madelinus-
munten elders in het Friese gebied gesla
gen. Deze nabootsingen zijn te herken
nen aan de veel grovere uitvoering en de
blekere kleur, hetgeen duidt op een lager
gehalte goud.
De verandering van muntmetaal om-
y. streeks het jaar 700 van goud naar zilver
wijst niet op een gebrek aan goud voor
de muntslag, maar op een verbreding van
het gebruik van geld. Zilveren munten hadden een lagere koopkracht
dan de gouden stukken en konden dus gemakkelijker voor kleinere bet
alingen worden gebruikt. De Friese muntmeesters in het noordelijk deel
van Nederland kozen voor de produktie van imitaties van in Engeland
vervaardigde stukken, die we 'sceatta's' noemen. Aanleiding voor deze
keuze ligt natuurlijk in de intensieve handelsrelatie tussen beide gebie
den. Het op de juiste wijze imiteren van
eikaars munten kan de handel tussen ver
schillende volkeren bevorderen. Beta
lingen over en weer worden er door ver
gemakkelijkt.
De Frankische koning Pippijn de Korte
(751-768) opende te Dorestad opnieuw
een munthuis. Zijn zoon, Karei de Grote
(768-814), zorgde ervoor dat in heel zijn
rijk dezelfde soort munten werd geslagen.
Deze muntstukken bleven de oude
Romeinse naam 'denarius' houden, dat in het Nederlands vertaald werd
tot 'penning'. Door de verschillende verwoestingen van Dorestad door de
Noormannen vanaf 834 en de geleidelijke verandering van de loop van
de rivier de Rijn kwam een einde aan de bloei van de handelsnederzet
ting. Dit betekende ook het einde van de muntproduktie aldaar. Steden
als Deventer, Tiel, Maastricht en Utrecht namen deze activiteit over. De