h
Hemelrijk was als onderwijzer bevriend met Koos Vorrink (1891-1955),
aan wie hij ook zijn proefschrift heeft opgedragen. Beiden waren al
vroeg aktief in de geheelonthoudingsbeweging.4 Koos Vorrink, die de
motor was van de Kwekelingen Geheelonthouders Bond (KGOB),
werd in 1920 benoemd tot bezoldigd bestuurder van de AJC, die hij
inhoud en gestalte gaf. Daarbij betrok hij veel onderwijzers, waaronder
Hemelrijk. Deze schreef, te beginnen met de eerste jaargang (1922),
voor het AJC-blad 'Opgang' artikelen over de Oudheid.5 Hemelrijk was
de AJC zeer goed gezind. In 1926 ging hij in het Populair
Wetenschappelijk Bijvoegsel van Het Volk fel in tegen de kritiek, die op
de AJC werd uitgeoefend.6 In Bergen kampeerden groepen AJC-leden
uit Haarlem en Amsterdam regelmatig op het terrein van de 'De Spar'.7
Van de op initiatief van de AJC in Amsterdam opgerichte Socialistische
Arbeidersschool (SAS) had hij de leiding. Hoewel hij niet tevreden was
over de resultaten van het weinig zakelijke program, bleef hij zich
inspannen voor de ontwikkeling van de arbeiders, nu echter op grond
van een duidelijk op kennis- en inzichtontwikkeling gericht program
ma. Hij werd voorzitter van het Curatorium van de Arbeiders-
kaderschool van SDAP en NVV en stimuleerde de oprichting van
Plaatselijke Kaderscholen (PKS) als voortzetting van Arbeiders-
Avondscholen (AAS) en als recruteringsveld voor de Centrale
Arbeiderskaderschool, ook wel Troelstra-school genoemd. Bij de laatste
school, die meeijarig was -ten dele als internaat op het Troelstra-oord
en gefinancierd door de 'De Centrale' arbeiders-levensverzekeringbank-
heeft Hemelrijk een enorme inbreng gehad.8 Dit duurde tot 1939, toen
hij door ziekte uitviel en aftrad als voorzitter van het Curatorium.
Zoals hij zelf eens het advies kreeg om via staatsexamen een universitaire
studie te gaan volgen, zo heeft hij tenminste één kaderschoolleerling -
met succes- hetzelfde advies gegeven.9
Twee linoleumsneden door Fré Cohen als lesvoorbeeld in linoleum snijden,
c.a 1931-1932.