met de boten van de Alkmaar Packet uit Amsterdam kwamen, met de
tram weer naar het station.
Als bijzonderheid valt nog te vermelden dat het zwakke punt in het
paardetramtracé op het kruispunt Koorstraat-Heul-Laat lag, waar in de
tramrails een bocht zat. Vaak kwam het voor dat de tramwagen daar uit
de rails liep. Zelf heb ik het meegemaakt dat dan met behulp van een
aantal medeburgers de gederailleerde wagen weer in het goede spoor
werd gezet.
Dat de paardetram in 1923 verdween en werd vervangen door voor de
tramwagens een oude T-Ford te plaatsen (in de volksmond Tractortram
genoemd) valt buiten het bestek van dit artikel, daar toen van paarde-
krachten geen sprake meer was.
De putjesschepperwagen
Hoewel van een volledig rioolstelsel in die jaren nog geen sprake was,
waren er hier en daar toch goten en putten waarin overvloedig hemel
water kon worden afgevoerd. Bij flinke stortbuien liepen de goten dan
over doordat er in de putten ook veel straatvuil terechtkwam. Daarom
moesten de putten dan ook van tijd tot tijd geleegd worden. Dit werd
gedaan door een werknemer van de Gemeentereiniging, die met een
open bakwagen met paard kwam. Met een ijzeren haak werden de put
deksels gelicht, waarna met een lange stok met aan het einde een kleine
bak de put geleegd werd en de inhoud van de bak met een zwaai in de
wagen geworpen werd. Dat er dan ook weieens gemorst werd sprak
vanzelf, maar dat spoelde dan bij een regenbui wel weer in de put.
De sproeiwagen
In vergelijking met de vorige wagen was dit een frissere bedoening.
Daar in die dagen in Alkmaar vele wegen nog niet geasfalteerd waren
(eigenlijk moet gesproken worden van geteerd, want van asfalteren was
toen nog geen sprake) en er vele wegen (Westerweg, Wilhelminalaan,
Lindelaan enz.) waren met een zanderige ondergrond, werden deze we
gen en lanen in tijden van grote hitte bezocht door een z.g. sproeiwa
gen.
De sproeiwagen was een wagen met een grote tank, waaraan leidingen
waren verbonden die aan beide zijden van de wagen uitmondden in
sproeiers. Wanneer een bepaald weggedeelte wegens het stof in een hit-
teperiode besproeid moest worden, trapte de wagenbestuurder op een
pedaal, waardoor de sproeiers hun werk gingen doen. Het zal de lezer
duidelijk zijn dat de sproeiwagen door de plaatselijke jeugd met gejuich
begroet werd en dat men trachtte in de baan van de sproeiers te komen
om wat verfrissing op te doen. Soms kwam het wel voor dat de tank
leeg was. Dan werd naar de dichtstbijzijnde waterleidingput (die ook als
6