ontwerptekening is nog goed te zien hoe rijk het pand was gedetailleerd
en hoe bak- en natuursteen elkaar afwisselden in het gevelbeeld. In
1939 werd het pand onder architectuur van de internationaal bekende
architect Jan Buys echter grondig gewijzigd en werd de gevelarchitec
tuur aangepast aan de idealen van het Nieuwe Bouwen. Er verdwenen
de nodige ornamenten, er kwam fraai glas-in-lood in de bovenlichten,
en de gehele gevel werd wit gepleisterd. Bij de restauratie is het ontwerp
van Buys als uitgangspunt genomen. De kozijnen en ramen worden ver
nieuwd, het glas-in-lood wordt hersteld en de detonerende ruberoïd lei
en worden vervangen door natuurleien.
Op één punt zal echter het oorspronkelijke werk van architect Leguit in
het zicht gebracht worden. Bij ontpleistering bleek onder de hoektoren
namelijk een prachtige natuurstenen console te voorschijn te komen,
waarvan het zonde is om hem weer weg te werken. De console bestaat
uit drie uitkragende kwartrond geprofileerde banden en verkeert in
slechte staat. Hij wordt met inzet van gemeente-subsidie gerestaureerd
door de bekende Alkmaarse steenhouwerij Mizee.
Piet Verhoeven
Archeologisch onderzoek van de Ropj'eskuil
Van 9 maart tot medio mei staat in de hal van het Medisch Centrum
Alkmaar een bescheiden archeologische expositie.
Hierin worden de vondsten getoond van de opgravingen, die in het na
jaar van 1992 door het bureau Monumentenzorg en Archeologie wer
den gedaan op de Ropjeskuil, waar het MCA gaat uitbreiden.
Het bouwterrein is gesitueerd op de "strandwal" waar ook Alkmaar op
ligt. Dit is een oude zandrug die vanaf de prehistorie één van de weinige
droge bewoonbare gebieden vormde in de kuststreek en die rijk is aan
archeologische sporen van bewoning. De strandwallen zijn dan ook
door B. en W. aangewezen als Archeologisch Mogelijk Belangrijke Ter
reinen in de nota "Stadsarcheologie op het goede spoor" van juni 1992.
Op deze terreinen wordt in principe archeologisch onderzoek gepland
voorafgaand aan te verrichten grondwerken.
Het onderzoek bij het MCA werd gefinancierd uit de kosten voor
bouwrijp maken. Voor de dagelijkse veldleiding werd een archeoloog
ingehuurd, Piet Kleij. Er werd medewerking verleend door vrijwilligers
van de S.B.A.B. en de A.W.N. In een aantal sleuven en werkputten
werd ongeveer driekwart van het ca 1,5 ha grote terrein onderzocht.
Ondanks het feit dat het terrein diep was omgewoeld, waarschijnlijk
24