staat. Maat aital doorlo- van wat een >oven op het Indien deze stukken van jeen worden t zou de ge- hier en daar aargenomen, grijpen, theid dat de erde resten. ;n van nren- iderzoek van Drentse urn- nd dat been it wordt. Bij een eiken- .'1 14 is ook >r de optre- p lange pijp- :cifieke bar beenweefsel eriment zeer aren bereikt, ia 24 uur de niet met td uit de as ■t organisch ïdde totaal anorganisch t been over- ilkomen an- 'erbrande nu :ukjes en zo at men zou n volkomen Ajb. 4: Verbrande pijpbeenderen vertonen boogvormige barsten. in de as gelegde houten kerk met rietdak dat men zich wel moet afvra gen hoe dit zo duidelijke verschil heeft kunnen ontstaan. De anthropoloog Dr.C.K. Bram (Transvaal Museum, bron van uitste kend onderzoek op dit gebied) bleek te beschikken over een serie mon sters van met stappen van 50°C klimmende temperatuur verbrand been. Been blijkt bij dat experiment tot 300°C een zwarte kleur te krijgen - door en door-, daarboven verandert dit snel in wit. Bij 350°C overheerst reeds de witte kleur. Bij een brand in een gebouw worden al snel temperaturen van 600-700°C bereikt die oplopen tot 1200°C en hoger. Adelberts gebeente zou in zo'n brand moeten zijn ge weest en de verbrandingsgraad van skelet (X) past dus niet bij de ver wachting. Maat heeft op verdienstelijke wijze zowel de schedelcalotte als dij- en scheenbeenderen gereconstrueerd zoals de gepubliceerde foto's daarvan laten zien. De beide dijbeenderen werden echter samengesteld uit 65 stukjes been, aanzienlijk meer dan bij breken van dijbeenderen door volledige ver branding of stukslaan daarna kan worden verwacht. Ook de Drentse lijkbrandresten werden na verbranding stukgeslagen, met de bedoeling dat deze zo in een urn zouden passen. Een dergelijke reden ontbreekt in het Egmondse geval. Door verbranding alleen breekt been niet zo. Op afb. 5 is te zien dat er vele te rechte breukvlakken zijn en op een viertal plaatsen krijgt men de indruk vanzaagsneden. Wanneer men dit eenmaal heeft gezien ontdekt men dezelfde verschijnselen ook aan de schedelcalotte, die uit 53 stukjes is samengesteld. Ook daar zijn vele te rechte breukvlakken zichtbaar. De Utrechtse onderzoekers hadden al opgemerkt dat door vallen of gooien een schedel niet zo breekt en niet in zoveel stukjes. Daaraan kunnen wij nu toevoegen dat een stukgezaagde calotte van een intacte schedel bij reconstructie lange rechte snijvlakken te zien zou hebben gegeven,die bij de reconstructie niet te voorschijn kwamen. De 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1993 | | pagina 17