versneller instituut. 1 let aspect van deze beenresten was stoffig zwart. Aan de convexe zijde was een glanseffect zichtbaar alsof het gepoetst was. De breukvlakken vertoonden hetzelfde beeld. Onder de micro scoop (16 tot 40 maal vergroting) zijn Haverse kanalen zichtbaar in de duidelijke beenstructuur. Het is menselijk been. Het stoffig aspect blijkt te zijn veroorzaakt door zeer fijn duinzand dat in de zwarte laag is ge kleefd, ook op de breukvlakken. Naar het lijkt is deze zand-impregne- ring niet recent. Beide vorige onderzoekers zijn van de vaste veronderstelling uitgegaan dat de stukken verbrand been inderdaad van St Adelbert afkomstig wa ren. De nul-hypothese had echter moeten zijn dat het delen van een willekeurig skelet van een onbekende (X) waren, waarvan andere her komst dan van Adelbert door het onderzoek zou moeten worden uitge sloten. Zoals bij de beoordeling van alle antieke preciosa zijn de volgende vra gen belangrijk: a) de vraag naar de herkomst. Voor de jaren na 1573 behoeft niet te worden getwijfeld aan de zorg aan de relieken besteed. Juist doordat zij verbrand waren zijn zij goed bij eengehouden c.q. weer bijeengebracht. Ook de periode van 977 tot 1573 levert geen problemen op. Er is echter wel twijfel geuit of Dirk I (bis) het gebeente werkelijk heeft laten opgraven. Opperman vermeldt de mogelijkheid dat de relieken door de monniken uit Gent in 977 zijn meegenomen naar Egmond. In dat geval zou er helemaal geen intact skelet in de houten kerk aanwezig zijn geweest, dat bij de brand meever- brandde. De kerk is inderdaad door brand verwoest en er worden ons verbrande beenstukken geleverd. Dat past bij de traditie en het lijkt on waarschijnlijk dat Dirk 1 (bis) zonder opgraving in de duinen op de plaats van het graf de nonnen en de plaatselijke bevolking had kunnen overtuigen dat Adelbert voortaan in zijn abdijkerk rustte. Het enige du bieuze punt ligt in de periode van 975 tot 977 waar geen zekerheid be staat dat direct na de allesvernietigende brand de nu gepresenteerde stukken uit de dikke aslaag zijn verzameld. Indien niet dan ontstond in 977 behoefte aan een vervangend skelet dat duidelijk sporen van brand moest vertonen. Het betekent dat niet met zekerheid kan worden uitge sloten dat de skeletresten (X) van iemand anders zijn dan Adelbert. Bij menselijke resten is dan de volgende vraag: b) Van welk geslacht zijn deze resten? Maat heeft op aanvaardbare wijze skelet (X) gedetermineerd als manlijk. Dat kan bij Adelbert passen, maar niet bij hem alleen. De daar op volgende vraag is: c) Wat is de bij overlijden bereikte leeftijd? Maat heeft deze vastgesteld aan de hand van de door een Workshop of 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1993 | | pagina 14