De relieken van St. Adelbert
I)e Rijnlandse graaf Dirk verkreeg in 922 het boven St. Adelberts graf
in de duinen gebouwde kerkje met al wat daarbij behoorde in erfelijk
bezit. Wij weten nu dat deze Dirk I nog "in het veld" op het grafelijk
landgoed in Rijnsburg werd begraven 1 in ca 931 en dat zijn zoon Dirk
1 (bis) kort daarna in Hallem (Egmond) een houten klooster annex kerk
stichtte waarin hij als eerste Dirk met zijn vrouw Geva werd begraven.
Deze Dirk I (bis) liet Adelberts gebeente opgraven en overbrengen naar
zijn nieuwgebouwde kerk. Die kerk brandde in 975 tot de grond toe af
tijdens Dirk II, die (en dat is historisch vastgelegd) klooster en kerk in
steen herbouwde en de nonnen door monniken uit Gent verving2.
Bij Holwerda's opgravingen van het kerkje in de duinen in 1920 en
1924 werden sporen van een tufstenen kerk gevonden en slechts een en
kel paalgat dat op een houten voorganger zou kunnen wijzen.3 Bij die
opgravingen werden geen brandsporen gevonden. Maar ook al zou het
houten kerkje door de Noormannen herhaaldelijk in brand gestoken
zijn zoals de historie vermeldt dan zou dat aan een ondergronds bewaard
skelet geen schade hebben gedaan. Dirk I (bis) moet een intact skelet
hebben overgebracht. In zijn kerk werden de relieken bovengronds be
waard in een houten altaar of schrijn. Bij de allesvernietigende brand in
975, die een archaeologisch aangetoonde 30 cm dikke brandlaag ople
verde moeten deze intacte skeletdelen wel mee zijn verbrand.
De Mettlachse monnik kreeg in 990 opdracht van Dirk II 's zoon, Eg-
bert, aartsbisscop van Trier, om in Egmond gegevens te verzamelen voor
een Vita Sancti Adelberti. Het werd een Vita zonder veel feiten. Wat
immers konden de Gentse monniken die pas in 977 in Egmond ver
schenen hem aan gedocumenteerde informatie verschaffen? Zo werd het
een verzameling mondeling overgeleverde verhalen, van welke het waar
heidsgehalte noch de chronologie vaststaan. De kerk zou voor 975 al
tweemaal eerder in brand zijn geraakt door nalatigheid van de kosteres
sen. Brand in de kerk is echter iets anders dan de kerk in brand. Kleine
nog tijdig gebluste binnenbrandjes zullen geen brandsporen nalaten. Zij
dwingen ook niet tot herbouw, zoals de brand van 975 wel deed.
Bij een overval van brandstichtende aanvallers moeten de nonnen en de
plaatselijke bevolking zijn gevlucht. Het maakt blussen onmogelijk. De
graaf, 50 km verder, moest worden gewaarschuwd, zijn troepen verza
melen en de vijand tegemoet trekken. Voor blussen kwam hij zeker te
laat. Een houten kerk met riet- of strodak staat binnen enkele minuten
in lichterlaaie en dat zal met de omliggende houten huizen evenzeer het
geval zijn geweest. Brandende resten van dak en dakbalken vallen als
10