Gebroeders Hodges in Amsterdam, waarvan Charles Howard Hodges
(1764-1837) ook portretschilder was. Zijn zoon James Newman Hodges
(1786-1821) was tevens graveur en opzichter van het Amsterdamse
Trippenhuis. Deze makelaars hebben vast en zeker ook in Alkmaar zil
ver opgekocht, vooral kleinzilver voor de export naar het Britse Rijk,
want Engeland bezat rijke koloniën en zat best bij kas.
Het was juist in die zorgelijke jaren na 1784 dat de Hollanders maar al te
graag verkochten, want de glorietijd van de Oost-Indische Compagnie
was danig aan het tanen. De Compagnie had weinig macht meer in de
vrachtvaart en dan denk ik met name aan de theehandel Kanton-
Batavia-Europa, want tot 1784 bestond er een grote theesmokkel op
Engeland teneinde de 100% invoerheffing te ontlopen. Destijds was er
in Europa een multinationale handelsmarkt voor thee; evenwel werd er
door particulieren clandestien veel thee en andere koloniale waren op
V.O.C.-schepen vervoerd naar Patria, waardoor het economisch bestaan
van de Compagnie sterk terug liep en het rendementspercentage nage
noeg verviel. In 1784 verviel de theesmokkel door de Acte van
Commutatie ondertekend en bekrachtigd door minister William Pitt,
waardoor de importheffing op thee drastisch werd gereduceerd. De
bloeitijd was voorbij en Holland werd arm.
Het deksel van de zilveren tabaksdoos door de Schoonhovense Meester
Deksel van zilveren tabaksdoos
10