[tweede schriftj Nadat we min of meer van de schrik waren bekomen van het sluizen- drama, zouden er toch nog maar heel weinig dagen verloopen of we werden weer opnieuw en in ernstige mate verontrust. De geruchten gingen namelijk al eenige tijd dat onze verdrukkers het plan zouden hebben om de geheele Joodsche bevolking in Nederland weg te voeren naar onbekende gebieden, terwijl men als waarschijnlijk aannam dat dit Polen zou zijn, althans een der Oostersche bezette ge bieden. Hoewel velen aan een zoo vreselijke uitzetting, met achterlating van al les, niet wilden gelooven, omdat dit zelfs voor de bezetters een te krasse maatregel kon zijn, bleken deze goedgeloovigen nog te menschelijk over de cultuurbrengers te hebben gedacht. Als een donderslag bij hel dere hemel werden op 6 Juli 1942 vele honderden aangeteekende stuk ken, althans de kennisgevingen daarvan, bij verschillende Joodsche Am- sterdamsche inwoners afgegeven, waarna bij de afhaling der betreffende brieven het volgende bleek. Voor ieder gezinslid, ongeacht de leeftijd of sexe was een brief waarin bevolen werd om in de nacht van 14 op 15 Juli d.a.v. aan het Centraal station aanwezig te zijn, voorzien van alle in bezit zijnde papieren, be nevens een lijst van alle eventueele bezittingen hetzij roerend of onroe rend en de sleutels van het huis waarin men woonde. Verder bevatte de brief de vriendelijke raadgeving om ervoor te zorgen dat ieder levens middelen bij zich had voldoende voor drie dagen. Als bagage mocht al leen worden medegenomen een deken, een paar schoenen een stel on dergoed een werkpak en wat apothekersartikelen. Men zou, aldus de brief "in een onder politietoezicht staand werkkamp" worden geplaatst: zonder verdere aanduiding. Wat men voor had met zeer jonge kinderen of hoogstbejaarden in zoo'n werkkamp werd niet vermeld, doch dat wij niet veel goeds verwachtten hieromtrent laat zich denken. Kunt U zich eenigszins indenken, wat deze nieuwe vorm van onder drukking bij een ieder teweegbracht? Hoe groot alom de schrik was bij het kennisnemen van zulk een nog nimmer vertoonde wijze van uit roeiing en waarbij zelfs het zwaarste pogrom in het niet viel? Het begon nu wel duidelijk te worden wat men met ons voorhad namelijk eerst financieel volkomen uitschudden en verder van alles berooven wat maar mogelijk was of waaraan men maar denken kon, zoowel bij de meest gefortuneerden als bij de minder goed gesitueerden, waar maar iets te stelen was, werd gestolen met een ijver, een betere zaak waardig. Ter loops herinner ik er hier nog even aan dat er tevoren een verbod geko- 100

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1992 | | pagina 98