zen toe. Dat een dergelijk verbod zeer diep ingreep in ons leven laat
zich denken, want er is wel vrijwel niemand meer, die niet eens voor
het een of ander op reis moet hetzij voor zaken, hetzij voor familie aan
gelegenheden.
Daar ik zelf ook voor mijn zaken niet meer op reis kon gaan, beteeken-
de dit tegelijkertijd dat er practisch een einde aan mijn zaak gekomen
was, want deze was niet denkbaar zonder reizen. Gelukkig had ik te
Amsterdam bereidwillige collega's en die hebben mij toch nog wat
gaande weten te houden door de hulp die zij mij geboden hebben door
pakhuisruimte beschikbaar te stellen en mij verder op alle mogelijke
wijze zijn tegemoet getreden. De zaken bleven echter van beperkte om
vang en was ik veel thuis, iets wat mij tot dusver nooit gebeurde en was
ik dagelijks getuige van de vele bezoekers uit onze vroegere woonplaats
die ons nu als goede oude vrienden kwamen bezoeken, meestentijds
"belast en beladen".
Persoonlijk heb ik vanaf mijn prilste jeugd steeds veel belangstelling ge
had voor sluizen en andere kunstwaterwerken en zoo had ik reeds eer
der te Amsterdam plannen gemaakt om met mijn dochtertje eens de
Oranjesluizen te bezoeken om daar het drukke binnenscheepvaartver-
keer te bezichtigen. Aldus gingen we op een mooie dag, 29 Juni op stap
teneinde onze voornemens uit te voeren. Door een wonderlijk toeval
ben ik dien dag aan een zekere dood ontsnapt, en het voorval heeft zich
als volgt toegedragen.
Na aankomst bij de sluizen konden we het schutten der schepen bezich
tigen en nadat we tot de derde sluis waren genaderd, kwam er een
schildwacht op ons af vertellende dat we daar niet mochten blijven. U
begrijpt, dat wij dus beenen maakten, want met een ster op is het maar
het beste om zoo spoedig mogelijk het contact met dat soort personen
te vermijden. We gingen dan ook direct heen, na eerst nog verzocht te
hebben of het geoorloofd was om op de eerste sluis te mogen blijven
kijken hetgeen toegestaan werd. Op die eerste sluis troffen we de sluis—
meester met wie we een praatje maakten en op zijn vraag of we alles
reeds gezien hadden, vertelden we hem weggezonden te zijn door de
schildwacht en ten overvloede vroegen we ook nog aan hem of we wel
op deze, de eerste sluis mochten blijven. Nadat we van hem de gerust
stellende verklaring kregen dat daar geen bezwaren tegen waren bleven
we dus nog een poosje op die eerste sluis. Echter, slechts even daarna,
tien minuten, verscheen plotseling met het geweer in den aanslag weer
de reeds meergenoemde schildwacht en riep mij de vriendelijke uit-
noodiging toe mee! en plaatste hij zich achter mij met zijn geweer in
aanslag. Dat op dat moment alles voor mijn oogen draaide, en ik bij
97