Vrouw vrijwel nimmer op straat geweest, bang als ze was dat er in haar
afwezigheid vrienden uit onze echte woonplaats voor een vaste deur
zouden staan. Nadat we min of meer gewend raakten in de nieuwe om
geving, kon ik zelf weer, zij het op beperkte schaal, mijn zaken ter hand
nemen en ging ik weer dagelijks hiervoor op reis. Intusschen ging men
door met verdere maatregelen tegen ons te nemen die alleen werden ter
kennis gebracht in het reeds door mij genoemde Joodsche Weekblad.
Echter, op 29 April 1942 verscheen er weer in de dagbladen een be
schikking voor de veiligheid betreffend het gebod om de U welbekende
sterren te moeten dragen met ingang van 3 Mei.
Dit was het inluiden van de periode die wel tot zwaarste moet worden
gerekend en er ging geen dag voorbij zonder dat er iets ernstigs voor
viel. Het was ons nog ter oore gekomen dat, als men voor een noodza
kelijk geval naar een dokter moest, men hiervoor verlof kon bekomen
via politie en Joodsche Raad om dan de dokter te bezoeken in de oude
woonplaats om door hem te worden behandeld. Vanzelfsprekend was
een "ziekte" zeer spoedig gesimuleerd en nadat we verlof van de Jood
sche Raad hadden gekregen om voor doktersbehandeling naar onze
woonplaats te mogen gaan moest telefonisch dit verlof eveneens van de
politie worden verkregen. Ik vroeg dus dit telefoontje aan en kreeg een
vriendelijke agent aan het toestel wien ik mijn verzoek mededeelde. "O
juist mijnheer bent U het, wacht U even alstublieft dan zal ik U even
doorverbinden met boven." Na een moment herhaalde ik het verzoek
aan een "hoogere" die mijn vraag op de volgend wijze aan een nog
"hoogere" overgaf. De Jood x vraagt verlof of hij en zijn Vrouw op 5
Mei naar dokter x mag voor verdere behandeling.
Ofschoon ik zelfs van iemand van dusdanige hoogte iedere beleediging
afwijs, was het toch een ontstellend gehoor dat men na twee maanden
sedert ons vertrek reeds op dergelijke wijze over ons sprak. Hoe dan
ook, de "hooge" heeft bepaald de noodzakelijkheid van mijn verzoek
begrepen want minzaam werd het toegestaan. Zoo stonden mijn Vrouw
en ik reeds heel vroeg op 5 Mei weer in onze goede stad terug en is het
dien dag eigenlijk zonder meer een zegedag geweest, omringd en ver
welkomd als we waren door zoo talloos velen, dat heel den langen dag
door dit bleef aanhouden en wij geestelijk gesterkt weer laat naar onze
gedwongen verblijfplaats teruggingen. Dit eerste bezoek na de verban
ning is tevens het laatste geweest, vermoedelijk ook wel hierdoor, om
dat de "gezondheid" van velen van ons plotseling zeer te wenschen liet.
Hoe dan ook wij hadden onze heerlijke dag gehad en in onze goede
stad kon men tevens de eerste menschen zien getooid met een ster daar
deze juist twee dagen tevoren was ingevoerd. Zeer vele, voor ons totaal
95