voerige formulieren met een opgave van het soort zaken wat men deed
benevens een uitvoerige toelichting hierop en of het noodzakelijk was
dat men voor dit werk in de woonplaats aanwezig bleef.
Via de Joodsche Raad moest dat alles in de duitsche taal worden ingele
verd en zijn we met dit werk verschillende dagen bezig geweest. De
spanning steeg tot ongekende hoogte temeer ook omdat steeds anders
denkenden ons vroegen of het waar was dat we weg moesten. Er was
echter niets officieels bekend zoodat we deze geruchten steeds bleven
ontkennen. Tot we op 3 Maart het bevel ontvingen om op 5 Maart on
ze goede stad te verlaten met achterlating van alles. "De politie zal op 5
Maart Uw woning komen verzegelen en de sleutels van Uw huis in
ontvangst nemen, waarop U zich naar Amsterdam moet begeven ten
einde zich daar te vestigen."
Aldus luidde het bevel wat vrij zeker in geschiedenis zijn weerga nog
niet gevonden heeft. De verslagenheid van Jood en niet Jood was alge
meen en wat er door andersdenkende vrienden in die korten tijd nog
gered is aan goederen beloopt in de duizenden.
Het is totaal onmogelijk hier weer te geven wat er allemaal is voorge
vallen en hoezeer ieder voor zich ten prooi was aan de grootste ellende,
vooral bij degenen die in onze stad hun geheele leven gewoond en ge
werkt hadden. Op 4 Maart kwam nog de "aanvullende" mededeeling
dat we, alvorens we in Amsterdam zouden worden toegelaten, we eerst
nog "geneeskundig" moesten worden onderzocht. Als normaal denkend
mensch zou men dus denken eerst naar het een of andere ziekenhuis te
moeten gaan, doch neen men wist ons nog een andere vernedering toe
te werpen want we zouden eerst gebracht worden naar de quarantaine
inrichting op Zeeburg alvorens we op de bevolking zouden worden
"losgelaten". Gelukkig bleek geen onzer besmet te zijn of zoodanig in
vervuilden toestand te verkeeren, dat afzondering in die inrichting
noodig was.
Eveneens verscheen op 4 Maart het bevel om de gelden in te leveren
van de Joodsche begrafenisvereeniging, vermoedelijk wist men toen
reeds dat de begrafenissen van onze gemeenteleden later wel op radica
ler en op goedkooper wijze zouden geschieden. Intusschen was de
zwarte dag van 5 Maart 1942 aangebroken terwijl de laatste sneeuw in
groote mate neerviel en wij op de politie stonden te wachten om onze
huizen te verlaten. Dit geschiedde om tien uur en na controle van onze
bagage, die niet meer dan twee koffers mocht zijn, moesten we de wo
ning verlaten alsmede de stad onzer inwoning waar wij zoo ontzaglijk
veel goeds achterlieten.
Uitgeleide gedaan door zeer velen verliet de trein onder een abnormale