deeld, dat de steun na het ontslag, zoo mogelijk nog grooter geweest is dan voor het ontslag, en dat dit nog langen tijd daarna tot op dit oogen- blik bleef voortduren zoowel door haarzelf als door haar inmiddels "ge vonden" echtgenoot. Het was in die dagen (najaar 1941) toen er vrijwel geen dag voorbijging of er kwamen nieuwe bepalingen tegen ons zooals b.v. reisverbod, ver boden lid te zijn van iedere vereeniging, zelfs liefdadige instellingen, verboden te visschen en allerlei dergelijke bepalingen meer die nu niet meer zooals voorheen in de dagbladen werden bekend gemaakt, doch deze verschenen iedere week opnieuw in het door de bezetters toege stane Joodsche Weekblad. Dit orgaan werd namens de Joodsche Raad onder strenge sencuur uitgegeven en bevatte vrijwel niets dan iedere week opnieuw andere verboden en verplichtingen omtrent afgifte van gelden. Intusschen kwam het meer voor dat te Amsterdam steeds weer jonge mannen zoo van huis- straat of werk werden weggehaald, en ook in onze stad liepen de steeds ernstiger geruchten, dat men dit ook hier van plan was te doen zoodat in ieder Joodsch gezin, waar personen wa ren die hiervoor in aanmerking zouden komen, een hevige angst heerschte iederen nacht opnieuw. Teneinde op alles voorbereid te zijn, besloot ik toen niet meer 's avonds thuis te blijven en vanaf October tot den dag voor Kerstmis ben ik 's nachts niet meer thuis geweest, en vond ik een gastvrije ontvangst bij goede vrienden, die hun steun sedertdien nog tot een ongekende hoog te hebben opgevoerd zooals vermoedelijk tevoren nog nimmer was voorgevallen, lederen avond om tien uur vertrok ik en keerde den vol genden ochtend zes uur weer terug. Gelukkig bleken achteraf alle voor zorgsmaatregelen overbodig, want in onze gemeente zijn geen mannen op deze wijze weggehaald, en zou dit later wel op heel wat geraffineer der wijze geschieden. Dat wij reeds in dien tijd op alle dingen waren voorbereid moge blijken uit het feit, dat, als er ook maar iets zou gebeurd zijn, wat op dat weg halen zou lijken zou de een dan de ander opbellen en met slechts een enkele zin mededeelen dat het onveilig was. Dit was een zin onder code zoodat binnen zeer korten tijd iedereen op de hoogte was, daar ieder voor zich op zich had genomen om de anderen te waarschuwen die geen telefoon hadden. Als ik in die dagen van mijn zakenreizen terug keerde ben ik nimmer de gewoone stationsuitgang uitgekomen omdat de mogelijkheid steeds bestond daar opgewacht te worden en keerde ik terug langs een "geheime" uitgang, zoodat ik eerst eens de omtrek kon verkennen of er mogenlijk onraad te bespeuren was. Trouwens, met 90

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1992 | | pagina 88