toestel weg te halen. Dit simpele feit vermeld ik maar even, doch denkt U het zich slechts even in, als volstrekt vreemden zonder meer iets bij U komen stelen en men dit maar machteloos moet toezien. Dit was het eerste bewijs voor ons dat we niets meer beteekenden hetgeen ons zeer sterk aangreep. Later zou blijken hoe nietig dit voorvalletje is geweest bij al datgene wat ons nog te wachten zou staan. In de zomer van 1940 verscheen in de dagbladen een onschuldig lijken de oproep betreffende een opgave die wij ten stadhuize moesten doen van het aantal Joodsche grootouders wat ieder van ons had. Later zou blijken van hoe groot belang deze simpele opgave was, doch dat zagen we toen niet eens in. Eveneens hield in die dagen de rijkscommissaris zijn beruchte rede vrijwel alleen tegen de Joden gericht en waarbij dit heerschap o.m. vertelde dat hij de Joden zou raken, waar ze maar te ra ken waren. Waarschijnlijk zijn deze woorden in al zijn redevoeringen die hij gehouden heeft, de eenige die op waarheid berustten, want in derdaad wat die woorden betreft, heeft hij waarheid gesproken. Na deze rede kwam er voor ons een verhuisverbod, terwijl we in triplo formu lieren kregen in te vullen betreffende alle bezittingen roerende als on roerende. Boven deze formulieren stond in vette letter gedrukt. Dit for mulier zindelijk te houden! Waarschijnlijk voelt U mede het gemeene wat in deze paar woorden opgesloten zit. Nu, het was wel noodig dat de heeren met hun reine geweten geen besmeurde formulieren in han den kregen. Zooals bij ieder officieel stuk gebruikelijk is, begint de aan vang b.v. met Den Heer, of Mijnheer of iets dergelijks. Boven deze pa pieren stond De Jood-de jodin waarachter men dan verder naam enz. had in te vullen. Ook moesten de bezittingen worden opgegeven van alle kerkelijke vereenigingen, begrafenisfonds enz., enz. Zoo verliep voor ons het eerste halfjaar der verdrukking betrekkelijk nog vrij on schuldig. In Januari 1941 had er na een uitdagende betooging van de zijde der n.s.b. die een zeer provoceerend karakter droeg en speciaal in de Am- sterdamsche Joodsche volksbuurten werd gehouden een onbeteekenen- de vechtpartij plaats tusschen betoogers en publiek waaronder begrijpe lijkerwijs ook Joden waren, en waarbij een W.A. man gedood werd. Na eenige weken van stilte werden plotseling vierhonderd Joodsche jonge mannen van de straat en uit de huizen gehaald en nadat men hen op niet nader te omschrijven wijze had behandeld, werden deze alle naar onbekende bestemming overgebracht, vanwaar iedere nabestaande zeer kort daarna een doodsbericht ontving. Dit was nog "humaan" want later hadden de beulen het blijkbaar te druk om doodsberichten te verzenden want van de latere transporten, 83

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1992 | | pagina 81