reeds, was het een vrijwel onafgebroken bezoek aan ons huis, alle van goede vrienden, die ieder voor zich zoo goed mogelijk probeerden ons te troosten en ons probeerden te suggereeren dat in ons goede land der gelijke dingen zooals dit in het "cultuurland" hadden plaats gevonden te eenenmale onmogelijk zou zijn. Het was inderdaad bij ons of een dier bare overledene ons verlaten had en dus het overige gezin in rouw ge dompeld was. In werkelijkheid had een dierbare ons ook verlaten na melijk onze vrijheid. Deze bezoeken waren de eerste bewijzen dat we niet alleen stonden en verschillende van hen hebben hun hulp en steun heel dien vreeselijken tijd niet alleen volgehouden, doch die hulp steeds meer uitgebreid tot het ongelooflijke toe. Bij al diegenen die ons trachtten op te beuren kwam ook een geruststellende verklaring uit wel heel bijzondere hoek namelijk namens een der felste n.s.b.-leden werd ons medegedeeld, dat wij ons volstrekt nergens ongerust over behoefden te maken want de behoorlijke Hollandsche Joden hadden niets te vreezen; zooiets zou de n.s.b. nimmer willen doen en deze wetenschap zou ons zeker wel ge ruststellen. Hoe geheel anders is de werkelijkheid geworden. De eerste maatregelen, die toen op zichzelf nog niet zoo diep ons leven aantastten waren deze, dat het de Joodsche leden der luchtbescherming verboden werd langer hun diensten te blijven geven terwijl tegelijkertijd iedere steun van overheidswege aan de armlastigen werd onthouden. Deze heldenfeiten vonden plaats een maand na de overrompeling van ons land. Nu wij zelf geheel alleen de zorg te dragen kregen voor onze armlastigen, werd als eerste gevolg hiervan het reeds in dit verslag ge noemde noodfonds omgezet in de later zoo bekend geworden Joodsche Raad. Met twee andere plaatsgenooten maakte ik deel uit van dit li chaam, en werd mij het geldelijk beheer toevertrouwd, wat na verloop van tijd een steeds grooter omvang ging aannemen tot den tijd der ge dwongen heffing toe volgens de aanslagen der belastingen. Intusschen bleken onze verdrukkers zulke zachtzinnige lieden te zijn, dat ze von den dat onze ritueele slachtmethode te pijnlijk voor de dieren was, en ons dit verder verbood, niettegenstaande mannen van naam en weten schap meerdere malen verklaard hebben dat deze methode absoluut niet in strijd is met ieder gevoel van menschelijkheid. Dat het vanzelfspre kend de bedoeling was de op ritueel voedsel gestelde geloofsgenooten te treffen vertelden de heeren maar niet. Intusschen waren we reeds enkele maanden in de handen van onze ver drukkers toen ons opnieuw bleek hoe vogelvrij wij wel waren want op zekeren dag stopte een auto voor onze deur en kwamen enkele perso nen tot de plaatselijke politie behoorend, bij ons binnen om ons radio- 82

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1992 | | pagina 80