een moeilijken tijd voor degenen, die Godsvertrouwen hebben en zeker zeer vast
in het geloof staan om niet aan het wankelen te geraken. Zonder in aanmerking
te nemen dat ook ik tot het joodsche volk behoor, maar mij alleen beschouw als
bestudeerder van de geschiedenis van het joodsche volk, dan is hetgeen tegenwoor
dig geschiedt een herhaling van hetgeen zich tweeduizend jaar in korte tempo's
heeft voorgedaan.
Tweeduizend jaar wedervoer dit volk een onbeschrijfelijk leed. Het heeft ge
durende tweeduizend jaar van alles wat een mensch verheugt: vrijheid, eer, ach
ting en bezitting afstand gedaan; alles was denkbeeldig; het is een volk, dat in
ALLE landen der wereld met voeten werd getreden en met smaad en hoon als
gepeupel veracht en gebrandmerkt. Men heeft het gedurende zoovele eeuwen in
kleine, enge, smalle straten opgesloten, alsof dit volk een pest en kanker ware,
wier aanraking men mijden moest. Men heeft het alle rechten, waardoor het zich
eerlijk en fatsoenlijk kan onderhouden ontnomen, zoodat het tot niet anders dan
de handel de toevlucht kon nemen. Ik zou hier nog langen tijd over kunnen
uitweiden, maar ik denk aan dien edelen dominee (dominee K. ge weet wel wie
ik bedoel) 52 die tot ons onlangs zeide: "Alles wat nu gebeurt kan ik niet anders
brandmerken als de smaad doet U het Christendom aan, de schuld ligt aan
ons.Bovenstaande ontboezeming is me ontvallen, wanneer ik kalm op mijn
vier hoog liggend kamertje overdenk hetgeen ik gisteren persoonlijk heb meege
maakt. Mannen en vrouwen zijn uit huizen gehaald; meisjes zijn van de fietsen
gesleurd en in schuilkelders geworpen, om als vee in wagens te worden wegge
bracht ik zou niet schrijven over hetgeen is voorgeval/en en hetgeen zich
waarschijnlijk heden herhaalt, wijl het "onveilig" weer door Amsterdam gaat.
Maar waar het hart enz. Aron wordt morgen 40 jaar.
Ge begrijpt hoe Moe eronder is. Ze roept maar telkens -het zal wel zijn
laatste verjaardag zijn welke we vieren. Dat is nu die kalme vrouw, wier geloof
in het goede steeds velen een wegwijzer op hun (haar) levenspad is geweest. Ook
zij begint het vertrouwen te verliezen. Ik ben blij, dat ik gezond en kalm ben
om haar nu in dezen tijd tot steun te kunnen zijn. Maar voor hoelang zal dit
nog kunnen? En nu denk ik weer aan de latijnsche zin boven den brief. Ik
zie juist, dat ik op een folio van Eli schrijf' en dit vroolijkt me inzoverre op dat
we de wetenschap hebben dat hij in veiligheid is al wordt de hoop hem nog eens
te ontmoeten soms wel eens ontnomen.
Het is 12 uur ('s ochtends) en als het spreekwoord "de zon schijnt achter de
wolken" ooit bewaarheid wordt, dan is het wel nu, want telkens komt ze even
tevoorschijn. Ik hoop, dat het zonnetje ook voor ons eens achter de zware wolken
zal tevoorschijn komen. Met vr. groeten I. Prins"
Een brief van 15 augustus van mevrouw Prins, waarin ze bedankt voor
goede gaven uit Alkmaar en vertelt van bezoek dat ze gehad heeft.
"Dat was Puck, er werd gebeld, een pakje uit het hooge Noorden, keurig
64