Toch geven deze brieven een bizondere blik op wat de joden in die vreselijke periode doorleefden. Het leven ging door, maar de ondertoon van alles was de angst voor wat komen ging. In de beschrijving van de teloorgang van de Alkmaarse joden leveren deze brieven een wezenlijke bijdrage. Reden, waarom wij een kleine bloemlezing geven uit deze correspondentie. De eerste briefis geschreven tien dagen na het vertrek uit Alkmaar: "Lieve Puck, De dagen vliegen voorbij, met al z'n wederwaardigheden en eigenlijk in gewone omstandigheden zijn de dagen gevuld met z'n eigen goede en vertrouwde dingen, waar zijn ze gebleven? 't Is me alles zoo vreemd en moet ik me in het onvermijdelijke schikken. Het is net of alle dingen om me heen me niet meer raken. Gelukkig is de zon erbij vandaag. Jij hebt het natuurlijk steeds druk, om voor ons te zorgen en te denken. Puck wil je mijn hoed meenemen, als je weer eens komt, hij is bij Rien je weet wel, niet de ronde met veeren. Weet je wat zo gek is Puck, ik ben de kluts een beetje kwijt waar m 'n goed is, wil je nog eens bij de waschbaas in de St. Annastraat vragen of er nog een overhemd is blauw met een wit streepje. Hoe is 't met je, slaap je goed, ik moet zeggen dat Vader en ik 's nachts heele verhandelingen houden, we moeten er voorlopig een punt achter zetten. Zeg kind, denk je dat Alkmaar nu een Eldorado is gewor den, nu de joden vertrokken zijn. Het gaat steeds maar door met de Hollandsche steden van joden ontlasten. De wereld is op 't ogenblik cén groot gekkenhuis en toevallig leven wij erin. Ik lees eenige bladzijden uit de Gijsbrechttoen was A 'dam ook in benarde omstandigheden. De Amstel is door een ijsbreker stukge varen, ik hoop dat de lente ons wat zal opknappen. Vader houdt zich best en is vanmiddag naar Piet Hekman. Nu kind ik weet niets opwekkends te schrijven maar 't is maar een teeken van leven, een praatje. Wat zal m'n huis leeg en uit gestorven zijn. Dag Puck een kus van liefh. R. Prins. Op 16 juli een getypte brief van de heer Prins, waaruit enkele frag menten. Een treffende weergave van zijn gevoelens en gedachten in de omstandigheden waarin hij op dat moment verkeerde. De brief draagt als opschrift de latijnse spreuk "Homo homini lupus" (de mens is de mens een wolf): "Het is niet te beschrijven hetgeen zich in Amsterdam afspeelt. Ook nu Mevr. Rozette wil ik er met over schrijven, wit! het l'nns- Vtessing (1879-1943) moeilijk te beschrijven is. Het is ook 63

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1992 | | pagina 61